Zomerspelen
Parijs, Sept. [1926]
Er zijn weinig dingen zoo vermoeiend, zoo inspannend als niets doen, weinig dingen zoo moeilijk. Een type uit de oudheid die zijn leven doorbracht op een zuil, hoog als een toren, maar nauwer dan een café-tafeltje, want anders zou het geen zuil zijn, is er voor heilig verklaard. Onder de Bouddhisten stijgt men tot een groote trap van volmaaktheid, wanneer men zich met de teenen ankert aan een boom, zich laat vastgroeien in de takken en aldus zijn dagen slijt. In Europa leven de Spaansche bedelaar en de Napolitaanse lazzarone, die zich tevreden stellen met een plekje zon, een cigaret en een paar vijgen. Zij zijn niet volmaakt, zij worden niet heilig verklaard, maar zijn daarentegen wereldberoemd. Doen zij niets, deze lieden, werkelijk niets? Ik stel mij voor dat de man op de zuil en de man aan den boom werk genoeg hadden om niet naar beneden te vallen, vooral gedurende de eerste jaren. En onze curieuse tijdgenooten van Toledo en van Napels, de uitvinders van het dwaze ‘dolce far niente’, de ergste onzin die ooit werd uitgedacht? Wat voeren zij 's nachts uit, deze snaken, 's nachts, zonder zon, hun cigaret, hun vijgen en hun toeristen? Ik zou het willen weten, ik zou dit geheim van hen willen kennen. Zonder twijfel doen zij iets. Wanneer zij in werkelijkheid niets deden, dan zouden zij mij nog geheimzinniger, nog merkwaardiger lijken. Zij zouden alle perken te buiten gaan. Heeft een filosoof niet gezegd, ik geloof Pascal, dat niets het gros der menschen zwaarder valt, dan een paar uren zonder bezigheid te zitten in een kamer? De filosoof zag misschien het nut daarvan in, ik niet. Doch wijl het gros der menschheid daartoe niet in staat is, mag men eruit concludeeren, hoe zwaar het leven weegt van den waren ledigganger.
Ik heb deze beklagenswaardige wezens een paar weken lang bezig gezien in hun struggle for life. Want gelijk alle stervelingen, om dezen tijd van het jaar, van den autobuschauffeur tot den bankier, van den glazenspoeler tot den gigolo der dancings, de jonge man van twintig die voor den kost danst met jonge vrouwen van zestig, hebben wij vakantie genomen. Waarom? Omdat iedereen het doet. Omdat iedereen Parijs onhoudbaar vindt in dezen tijd van het jaar. Onder den grond is het verstikkend, want onze metro wordt slecht geventileerd. Boven den grond is het nog erger, want er hangt tot de vijfde verdiepingen een dikke, blauwe wolk van stof en verdampte olie met benzine. En toch... is Parijs, het gedempte grijs van Parijs ooit mooier, dan wanneer het ligt te blakeren onder een heete zon? Ik zie Parijs het liefst wanneer elke lijn zich straf afteekent in het felle licht, wanneer elk détail reliëf krijgt in een zomergloed, die werkt als projectors. Dan wordt de kleine napoleontische Arc de Triomphe, die in het verlengde ligt van den grooten Arc de Triomphe, een sprookje, een sprookje van al de paarlemoeren tinten, welke opvloeien uit dit wonderbaarlijk marmer, een sprookje, waarvoor rossen en ruiters, prinsen en kapiteins lijken uit te stijgen over dit eenzame, matelooze plein. Hoe weinig menschen kennen de sierlijkheid en de rhythmische gratie van dezen kleinen Arc de Triomphe! En wanneer gij u waarlijk bovenmate wilt verkwikken op zoo'n smoorheeten, zonnedaverenden dag, ga dan de glasschilderingen zien van de Sainte Chapelle. Een spectroscoop van astronomen is wonderbaarlijk van geheimenis, maar een spectroscoop van kunstenaars is nog wonderbaarlijker. Hier, in deze symfonie van rood en blauw en goud, in dit dagelijksche crescendo van licht en donker, in den langzamen ommegang der zon langs de hooge tooverramen, die elken dag eindigt in de extatische roos, hier leert men kennen het geheim en de weldaad van het licht.
Toch gaat men uit Parijs, waarom dan ook, al is het maar om de oude stad met nieuwe oogen terug te zien. En wie uit Parijs gaat, trekt naar Deauville, waarheen hem reclameborden aan alle poorten van den vroegeren vestinggordel in het Engelsch en in het Fransch verwijzen. Deauville is de parade-badplaats, de eerste étappe op den weg naar Aix-les-Bains via le Beule, Biarritz, la Côte des Maures. Wie mee wil tellen moet gezien zijn in Deauville. Een kamer in het Hotel Normandy is dit seizoen betaald geworden met een biljet van duizend francs, voor een eenvoudig diner (wat men overigens eenvoudig noemt) telde men glimlachend drie honderd francs neer. Voor de badplaats van wijlen Cornuché, die in dit voorjaar stierf, na het tijdens een vrij kort leven gebracht te hebben van bordenwasscher tot eigenaar van de grootste Parijsche restaurants, eigenaar van de Journal, eigenaar van Deauville, van San Sebastian, die van bordenwasscher vennoot werd van Alphons XIII, gelijk Blasco Ibanez beweert, voor Deauville heeft men dat gaarne over. Wanneer de prijzen eene zekere hoogte bereikt hebben, dan pleiten zij zoowel voor de instellingen welke ze int als voor de personen, die ze betalen. In Le Touquet-Paris-Plage komen slechts deftige lieden, in Deauville komen slechts rijke lieden en wij zouden niet in onzen commercieelen tijd moeten leven, wanneer het voordeel niet gansch aan den kant was van Deauville en zijne rijke gasten. Men krijgt overigens niet den indruk dat de lieden in Deauville rijk zijn voor hun plezier. Men zou eer zeggen, dat het geld hen drukt als een last, welke zij met alle mogelijke moeiten trachten af te wentelen. In het Casino was het vorig jaar een banco van één millioen een summum. Dit jaar heeft men banco's gezien van vier millioen en het record is geslagen door een banco van zes millioen. De franc staat laag, maar zes millioen francs vertegenwoordigt toch nog een kleine vijf honderd duizend gulden,
die men kan betitelen met den naam van een fortuin. In den privé van Deauville's Casino waar zulke vermogens dagelijksch van eigenaar verwisselen, heerscht eene doodsche stilte. Men praat er niet, men lacht niet, men glimlacht er zelfs niet. Incidenten behoren tot de zeer groote zeldzaamheden. Rondom de speeltafel dringen zich een aantal correcte smokings; de stilte is verpletterend; de smokings gaan geruischloos de hoogte in; de halzen rekken zich; de oogen staan onbewegelijk; de tanden zijn op elkaar geklemd. Ik ken geen enkel drama, geen enkele film, waar ik een publiek onder zulke spanning gezien heb; zelfs niet bij de guillotine. Op eens ziet men de smokings zich plooien, de hoofden achteruit wijken, de oogen hun bezinning terugkrijgen, de longen herademen: de partij is gespeeld! Gewonnen of verloren, dat doet er niet toe, het ging om de fascineerende millioenen. Men voelt zich op eens te midden van zeer primitieve naturen, welke een gevoel van nachtmerrie over u uitzenden. Men zou nooit geloofd hebben, dat in onze sceptisch rationeele twintigste eeuw zulk een totale overgave aan eene per slot van rekening minderwaardige illusie mogelijk was. Men voelt zich eene eeuw terug gezet in de Far West, in Klondyke. Men bevindt zich niet meer onder geciviliseerden. Dat waren bezetenen, deze smokings. Men moet ook een meer dan normaal mensch zijn om in zulk een milieu geen enkele anarchistische gedachte te voelen opwellen en geen oogenblik te wenschen dat een bom, een aardbeving, een waterhoos dit Casino in gruzelementen wegvaagt. Wij Hollanders spelen op onzen tijd, maar ik geloof dat wij te reëel zijn om zonder verzet en een beetje gewetenswroeging zulke exorbitante inzetten te laten passeeren. Ik geloof dat geld bij ons daarvoor gelukkig nog een te creatieve factor is om er zoo roekeloos en diaboliek mee om te springen. Goed voor één keer desnoods, maar iederen dag! Wat mij in Deauville het meest verwondert, is, dat men er, vooral onder
Levantijnen en Grieken, consortiums vindt, welke hun vertegenwoordiger in den privé kunnen afvaardigen. De vertegenwoordiger speelt er voor gezamenlijke rekening; de eventueele winst wordt gezamenlijk gedeeld; loopen de verliezen te hoog, dan houdt het consortium beraad, en levert de fondsen. Dit beroepsspel lijkt mij immoreeler dan professionalisme in tennis of voetbal. Ik weet wel, dat men nu juist niet speelt om te verliezen, maar eene bij uitstek passioneerende zaak zoo fabriekmatig ingericht te zien, stuit mij tegen de borst en het verbaast mij echte gentlemen in gezelschap te zien van zulke onverkapte boekaniers. Meer nog gentlewomen. Want men ontmoet in het Casino van Deauville niet alleen de Dolly Sisters, die geduldig verliezen en geduldig doorspelen, zoo geduldig dat men dit zusterpaar, dat op elkaar lijkt als de twee helften der ruiten-, harten-, klaveren-, of schoppenvrouwen van het kaartspel, verdenkt te spelen voor de parade, zooals de beroemde automobiel-merken paradeeren, de beroemde actrices, de beroemde juweliers, zooals ten laatste de beroemde demimondaines hier paradeeren. Men ontmoet er niet enkel de gebruikelijke Amerikaansche en Engelsche misses van alle casino's. Maar men ziet er ook authentieke gravinnen als de Comtesse de Chateaubriand, die in het Royal, ondanks de protesten harer buren, twee kamers heeft mogen behouden voor hare twee en dertig rashonden, die daar dag en nacht een infernaal kabaal maken. Mevrouw de Gravin reist met deze verrukkelijke dieren de badplaatsen af en dat zij niet op straat gezet wordt, dankt zij aan de omstandigheid, dat zij een der fanatiekste spelers is van het Casino. Door hare met kostbare juweelen bezette vingeren glijdt elken nacht een even groot aantal biljetten als door de vingeren van den kassier eener importante bank. En zonder knipoogen, zonder fronsen, zonder emotie. Ik sta er nog steeds verbaasd over, dat zulke buitenissigheden mogelijk zijn in Frankrijk, waar de loterij voor een
zedenbedervende uitvinding gehouden wordt! 's Lands wijs 's lands eer!
Men baadde overigens dit jaar meer in Deauville dan vorige seizoenen en men zegt dat deze mode-nuance te danken is aan de Amerikanen. Dat behoort dan tot een der ondiensten welke de Amerikanen ons bewezen hebben, want men kreeg niet den indruk, dat deze voorbijgaande hobby ten voordeele strekt aan het meerendeel der vrouwelijke gasten. Ik weet niet of het u reeds opviel, dat de Fransche aristocratie over 't algemeen niet mooi is, wat zij overigens gemeen heeft met de aristocratie der meeste landen. De aanzienlijke couturiers en couturières, die hunne créations publiceeren aan den lijve van Markiezin X en Duchesse Z, vergissen zich waarschijnlijk niet in het effect dat doorluchtige namen maken op hunne clientèle, maar dat is dan ook hun eenige succes en het is sinds lang de gewoonte der mannen om de robes et manteaux liever te zien om de leden der mannequins. De aristocratie in badpakjes te aanschouwen is echter in geen enkel opzicht bevorderlijk voor haar zinkend prestige. Zonder mij te verdiepen in anatomische details kan ik mij de opmerking niet weerhouden, dat de voorzaten der achttiende eeuw een juisteren kijk hadden op den factor van het kleedingstuk: zij gingen gekleed in zee en wanneer zij tot de knieën in het water waadden, hieven zij de rokken op. Wat men toen deed was ten bate der fantaisie. Wat men nu doet, nu men de verbeelding geen enkel spelletje laat, is ten bate der ingetogenheid. Nooit heeft men minder kunnen roddelen te Deauville dan dezen zomer. Het heeft niet mogen baten dat de mannen-pakjes dit jaar tot het uiterste geserreerd waren. Het aantal intriges is gereduceerd gebleven tot een onbehoorlijk minimum. Dat verschillende vrouwelijke badcostumes niet ontworpen waren door couturiers maar door mondaine en beroemde schilders, die er ware ‘zeestukken’ van gemaakt hadden, welke mijlen ver de aandacht trokken, deed de algemeene continentie nog meer in het oog loopen. Misschien is deze continentie ook
geïmporteerd uit Amerika? Dan hebben de Yankees getriompheerd over de heele linie. De Duitschers, die in Deauville het natuurleven wilden invoeren en trachtten zich te baden met niets dan gummi-schoenen, hebben tegen het offensief der badmeesters het onderspit gedolven. In Moskou was dit gedurende de eerste jaren der revolutie ook zwang: niets dan gummi-schoenen, zoowel voor vrouwen als voor mannen, en bains mixtes alsjeblieft. Het waren de werkelijk mooie vrouwen natuurlijk, die zich 't eerst uit dezen modernen sabbat terugtrokken. Voor de anderen kon het geen kwaad. Ondertusschen mag men de schilders feliciteeren voor hunne creaties. Voor schilders is het bedenken van een opzichtig, maar mooi badcostuum, een betere opdracht dan het ciseleeren van een goud-en-zilveren pot de chambre en het plaatsen eener muziekdoos daarin, waarvoor Leonardo da Vinci de opdracht kreeg van zijn Milaneesche hertogin. Te zijner eere zij gezegd dat Leonardo die opdracht niet uitvoerde.
Een brief over Deauville zal billijkerwijze moeten eindigen met een hymne op de cocktails. Cocktail is het eenige flesschenorgel dat men waardeeren kan. Wat zeg ik: flesschenorgel! Ik moet zeggen flesschen-orkest. Welk een operatieveld voor de talenten van den barman, die van eenvoudig Schenker bevorderd is tot Alchimist. Hij vindt niet enkel mengsels welke in de middeleeuwen de menschen op den brandstapel gebracht zouden hebben, hij geeft ze zelfs namen. Het aardigst van de blues is meestal niet de muziek, maar de koddige naam. Wat mij bij de cocktails het meest amuseert, is niet de streeling, of de opschudding van hun nectar, maar de poëzie van hun titel: daar is Sol y sombra, zon en schaduw, van San Sebastian, de Bamboe-cocktail der Engelsch-Indiërs, de Hula-hula van Hawaï, melancholisch en streelend als een Hawaï-song, de Handicap, de Deap Sea, de Mayfair, de Boomerang, de Kiss-me-Quick, de Love's Dream, de September Morn, en ter eere van Uncle Sam de Pussyfoot tamme cocktail zonder alcohol! A propos, kent gij den oorsprong van het woord cocktail! Echt Amerikaans... Een farmer had zijn besten kemphaan verloren. Wie hem terugbracht kreeg zijn dochter, de dochter van den farmer wel te verstaan. Degene die hem terugbracht was een mooie officier. Op den teruggevonden kampioen-haan moest geklonken worden. De dochter draagt de flesschen aan en schenkt, maar de officier in zijn rood pakje is zoo mooi, dat zij in de war raakt en de dranken mengt. Zonder 't te weten componeerde zij den eersten kakelbonten drank, die er uitzag als een hanestaart, of cocktail.
Aardig niet waar, maar een beetje flauw. Gelukkig is de cocktail zelf beter, vooral wanneer het heet is.
[verschenen: 16 oktober 1926]