Bijdragen aan het Soerabaiasch Handelsblad (juni 1926-juni 1940)
(2017)–Matthijs Vermeulen– Auteursrechtelijk beschermdHet verzonken werelddeelParijs, Juli 1926De geheimzinnige Koning der Wereld, volgens de Mongolen van Ossendowski's boek Hommes, Bêtes et DieuxGa naar voetnoot16 troont over een onderaardsch rijk, dat zich door de ingewanden onzer planeet uitstrekt van Azië tot Amerika, die troont over eene natie, welke alle kennis bezit, alle geheimen der natuur doorvorscht heeft en alle lotgevallen der aarde van de eerste tijden tot heden beitelt in onvergankelijken steen, deze ‘Koning der Wereld’, die zijne verdelgende troepen over het menschdom zal loslaten, zoodra hij vindt, dat onze zaken te schots en te scheef gaan (het kan dus nog erger!), deze ook al niet zachtzinnige en ook al niet goedertierende Herder, moet verwonderd hebben opgekeken toen hem 29 Juli het nieuws bereikte, dat de jammerlijke menschheid een nieuwe en een grandioze vondst verwezenlijkt had: het zien op afstand, zien op 't-doet-er-niet-toe-welken-afstand! En wanneer in den onvergankelijken steen van de fundamenten der bergen zijne onderdanen wellicht den Prometheus van Goethe gehamerd hebben, dan kan hij citeeren: ‘Bedecke dein Himmel, Zeus,
Mit Wolkendunst
Und übe, dem Knaben gleich,
Der Disteln köpft,
An Eichen dich und Bergeshöhn;
Muszt mir meine Erde
Doch lassen stehn,
Und meine Hilde, die du nicht gebaut,
Und meinen Herd,
Um dessen Glut
Du mich beneidest.’
Wat nu nog? Wij hooren, met of zonder draad, over onbegrensde afstanden. Wij hooren New-York of Yokohama met minder vertraging dan de trein die fluit en waarvan ik eerst de stoomwolk zie, vóór dat ik het geluid opvang. Wij hebben de atmosfeer herschapen in een onzichtbaar paradijs, waarin alle muzieken elkaar kruisen, wij behoeven slechts een handle te verzetten en alle zangen van het heelal snellen gehoorzaam op ons af. Wij schrijven in de onmetelijke ruimte, de electrische vonken voegen zich naar ons handschrift, een ‘eigenhandige’ brief wijlt in een oogwenk rond de omtrekken der aarde en prent zich in een papier, dat ergens voor hem bereid ligt. Wat tot dusverre alleen de fakirs en de heiligen der legenden konden, staat in onze macht. En het laatste zintuig dat nog ontbrak, het vèrgezicht, het zien over bergketenen en oceanen, is ons sinds 29 Juli 1926 verleend door het ‘Institut Belin’, welks gebouwen, in een mysterieus rag van draden, zich uitstrekken tegenover Malmaison, te midden der grasvelden, welke daar de Seine omboorden, grasvelden, welke mij steeds doen denken aan onze Hollandsche polders van Haarlem of Amsterdam, uit welker licht en kleuren, nuances van atmosfeer opstijgen, teederder en verstrengelder dan men ze elders vindt. Het apparaat, uitgevonden door de heeren Belin en Holweck, is uiterst simpel in verhouding tot de verkregen wonderlijke resultaten, en uiterst gecompliceerd naast de werktuigen van ons dagelijksche leven. Ons netvlies neemt de verzonden beelden op binnen een tijdsduur van één zestiende seconde en wil het oog den indruk krijgen van gelijktijdigheid, dan moet het complete beeld volledig overgebracht en geregistreerd zijn in een tijdsduur, welke minder is dan deze één-zestiende seconde. Een beeld dus dat tien vierkante centimeters beslaat en dat ontleed wordt in elementen van één vierkante millimeter, om geseind te worden in één-tiende seconde, vereischt reeds 100.000 onderscheiden signalen per second! Deze ontstellende snelheid kon slechts verkregen worden met behulp van electronen en een kanon, dat electronen bombardeert tegen een phosphoresceerende plaat. Zonder twijfel zult gij binnenkort eene uitvoerige beschrijving van het toestel lezen onder de Wetenschappelijke berichten; mij zij het alleen voldoende u mede te deelen, dat men over een paar maanden zal kunnen telephoneeren en tegelijk den persoon met wien men spreekt, op welken afstand ook, naast zich zien: den mond, die de woorden zegt, den blik der oogen welke ze toelicht, het gebaar dat ze onderstreept. Iets, wat kort geleden nog ondenkbaar was, is werkelijkheid geworden, een probleem naar welks oplossing alle natuurkundigen zochten, is ontraadseld. Ook voor het oog werd de afstand overwonnen. Een nieuwe sluier van Isis is gevallen. Ik weet niet of deze uitvinding ons gelukkiger zal maken, ik weet niet of zij de groote onrust zal wegnemen, welke Europa, en alles wat met Europa in contact staat, teistert. Ik twijfel er sterk aan, zoolang het gezegde van Salomon waar blijft: dat vermeerdering van kennis vermeerdering van smart baart. Wie kan de toekomst, de naaste toekomst, hoopvol en vertrouwend in 't gelaat zien? De aarde schokt en kreunt en siddert in al haar voegen: in West-, in Oost-, in Midden-Frankrijk, in Engeland, in Italië, rondom de Middellandsche zee; in Voor-Azië, in Sumatra, in het verste Oosten, in Midden-Amerika, in landen vanwaar nooit berichten komen, in de Oceanen, in de Woestijnen. Is het zeker, dat Zeus onze bouwvallige woning overeind zal laten, Zeus, die met bergtoppen kegelt, gelijk een kind de koppen van distels afslaat? Rivieren overstroomen op alle punten van de kaart; hagelstormen, met steenen als kippeneieren; ontzettende onweders, orkanen zooals geen mensch ze zich herinnert; waterhoozen, welke heele dorpen wegvagen binnen de minuut; cyclonen vlak in de buurt van Parijs, waar men zooiets voor onmogelijk en anachronistisch zou houden, cyclonen, waarin bosschen en huizen en alles wat rechtop staat, geknakt worden als stroospieren; zeehoozen, die de kusten wegvagen; wervelwinden, aardverschuivingen, ontwakende vulkanen, al die onheilspellende teekenen zijn sinds maanden onze bijna dagelijksche lectuur. Daar komt nog bij, dat de Komitadjis van den Balkan elkaar weer op groote schaal uitmoorden, dit geschiedde in de jaren welke vooraf gingen aan 1914. Daar komt nog bij, dat de lucht vol is van afgrijselijke geruchten over monsterachtige, gruwelijke gassen, welke uitgevonden heeten te zijn in het centrum van Europa, zware, trage gassen, waarmee men heel Parijs binnen één kwartier zal kunnen hervormen in een reusachtig Pompeji en reusachtig Herculanum. Daar komt nog bij, dat Engeland, de meest practische der naties, een wetsvoorstel overweegt, om aan het gansche volk gasmaskers te verschaffen! Al deze schrikwekkende feiten en dreigende bijkomstigheden omspinnen het oude, delireerende Europa met een noodlotssfeer en er zijn dagen, dat men er van zou duizelen. Wanneer men de blikken wendt naar Amerika, China en Japan, gaapt dezelfde bodemlooze, infernale afgrond u tegemoet. Waar is de Mongoolsche ‘Koning der Wereld’ die eene betere wijsheid in pacht heeft dan de onze? Ik geloof helaas slechts matig in de Oostersche wijsheden, welke zoo bitter weinig hebben uitgericht tot het nut en 't heil der menschheid, maar het zou mij plezier doen, als ik de ligging en den toegang wist tot dat stukje land, waarover de theosophische boeken spreken, het land, dat nooit in het vuur noch in het water zal ondergaan, en waar de laatste wijzen hun toevlucht zullen vinden. In onze groote Europeesche onrust speelt Atlantis eene belangrijke rol. Gelooft gij aan Atlantis? Gelooft gij aan dat zesde verzonken werelddeel, dat zich duizenden jaren geleden moet hebben uitgestrekt in den Atlantischen Oceaan, in de buurt der Sargassozee, en dat dezen Oceaan om zoo te zeggen overbrugde van de Maroccaansche kust tot aan Mexico? De Atlanten waren volgens Plato afstammelingen van den god Posseidon (Neptunus) en ook de Atlanten, volgens de theosophische sagen, waren, evenals wij Westerlingen, ingewijd in al de geheimen der natuur. Ze vlogen en de kinderen gingen op vliegtuigen naar school. Zij waren meesters in alle witte en zwarte kunsten. De Atlantische vrouwen deden krijgsdienst. Atlantis was doorsneden voor vier rivieren, en men zegt dat het Aardsche Paradijs niets anders was dan dit verzonken werelddeel. De Atlantiers waren de scheppers der reuzebeelden, welke men aantreft zoowel in de nieuwe wereld, zonder dat men ook maar kan vermoeden waar zij vandaan komen. De Atlantiers zijn de uitvinders der Pyramiden, welke men vindt in Egypte-en... in Mexico. Hoe geraakten de oude Egyptenaren en de Maya's van Mexico, welke antipoden zijn, tot dezelfde conceptie hunner enorme, unieke en onverklaarbare monumenten? Hoe moet het raadsel worden ontcijferd, dat zoovele details der architectuur van oud-Egypte en oud-Mexico analoog zijn en blijkbaar uit dezelfde bron komen? Hoe is het mogelijk dat men op verloren eilandjes in den Atlantischen Oceaan planten en dieren vindt, waarvan Centraal-Amerika zonder eenigen twijfel het moederland is en welke langs geen enkelen weg kunnen zijn overgebracht? De verloren schakel van dit alles is Atlantis, dat spoorloos verdween in de diepten der zee. Wij spreken in Europa en op de rest der wereld een aantal talen, welke een onderlingen samenhang hebben en verwantschap. Maar de grond-wortel, de eigenlijke oorsprong van al die talen is tot dusverre niet gevonden. Men vermoedt, dat hij verborgen ligt in het verzwolgen Atlantis. Er zijn gapingen in de geschiedenis onzer godsdiensten, welke tot dusverre vergeefs zijn nagespeurd. Men beweert, dat Atlantis er den sleutel van bewaart. Overal, in de oude en nieuwe wereld, stoot men op sporen van een groot, machtig, krijgshaftig, ondernemend, hoog-geciviliseerd rijk, waaraan ongeveer de heele aardbol schatplichtig was. Men heeft uit den Atlantischen Oceaan lava opgedregd, welker cristallisatie bewijst, dat zij in de open lucht verhard is: tot naderen datum blijft die het eenige absolute bewijs van het verdwenen raadselachtige land, waar de zon eenmaal blakerde op tempels, bekleed met de edelste metalen, waar tallooze steden bloeiden in driedubbele gordels van kunstmatige kanalen, waar menschen bemind hebben als hier, en leefden en leden en gelukkig waren, het Rijk van het Brons (vanwaar komt het Brons, vraagt nog steeds de Wetenschap), dat ons aller Vaderland zou zijn, en het tooverland onzer innigste droomen. Toen Atlantis zwart was van misdaden, zeggen de theosophische boeken, werd het weggevaagd..... Tien duizend jaar geleden, beweert Plato, trokken de Atlantiërs ten strijde tegen de Grieken. Zij werden verslagen. Maar overwinnaars en overwonnenen werden verzwolgen in den afgrond, die dezelfde zou zijn als onze Zondvloed. Gelooft gij aan Atlantis? Plato geloofde eraan, toen hij zijn Critias schreef, en ook een aantal onzer hedendaagsche geleerden. Wanneer gij gelooft, sluit u dan aan bij de Société des Etudes Atlantéennes welke dezen zomer te Parijs is opgericht, en in de Sorbonne hare eerste vergadering gehouden heeft. Eminente geleerden als Berger, professor aan 't instituut voor archéologie, Marcellin Boule, directeur d'études paléontologiques, Louis Germain van 't Museum d'histoire naturelle, abbé Moreux, doctor Verdeau eveneens van 't Museum, dichters als de Rus Constantin Balmont, auteur der Visions Solaires, dat vol is van Atlanteaansche vermoedens, Jean Richepin, van de Academie française, en schrijvers als Claude Farrère, Pierre Mille, Roger Dévigne maken van de Société des Etudes Atlantéennes deel uit. Atlantis, sinds den beroemden roman van Pierre Benoit, is populair en Atlantis heeft hier niets van het mystieke en half-religieuze karakter, dat het bezit voor andere landen. Zoo heeft niemand zich verbaasd over de stichting eener vereeniging, die een land wil opdreggen, dat tot dusverre louter theosophisch terrein was. Men beschouwt de zaak als eene wetenschappelijk onderneming welke, zoolang zij zelf geen expedities kan uitzenden om den zeebodem te doorvorschen, hoofdzakelijk als centraal-punt wil dienen van alle ontdekkingen, suggesties, ethnografische, linguïstische, antropologische, archeologische studies, welke in een direct of verwijderd verband staan tot het geheim van Atlantis. Deze studies, tot heden versnipperd over alle punten van de aarde, zouden door confrontatie en vergelijking de oplossing van het wereld-raadsel een geweldig eind op weg kunnen brengen. Wanneer men een milliardair vindt als Carnegie, die Yucatan laat exploreeren, dan zal men een schip uitrusten om den Oceaan af te dreggen en, als het lot gunstig is, een stuk steen of een stuk van het mysterieuze metaal, dat Plato Orichalkos noemt en waarmee de paleizen getooid waren, aan het lang verloren daglicht brengen. Ook dàt zal gebeuren. Want alles gebeurt, zegt een Fransch spreekwoord. En dan? We staren nog altijd naar de Etruskische opschriften, naar de hiëroglyphen van het Paascheiland, naar de hiëroglyphen van de Maya's en weten er geen raad mee. Zullen wij gelukkiger zijn met de verhoopte inscripties van Atlantis? Wie weet... want alles gebeurt. En als wij ons mysterieuze Tehuis hervonden hebben, de vermoedelijke bakermat van onze sagen, legenden, sprookjes en verste herinneringen, als wij onze moedertaal hebben leeren herspellen, zal ons hart dan vrediger en rustiger kloppen? Ik geloof er niets van. Dan zullen er nieuwe ontdekkers opstaan om Lemurië te zoeken; dan gaan wij denkelijk de Stille Zuidzee afdreggen, want daar moet ook iets op den bodem liggen. Ik heb natuurlijk, evenals een groot aantal tijdgenooten, het interessante boek gekocht indertijd, dat Roger Dévigne gewijd heeft aan het rampzalige continent (L'Atlantide, sixième partie du Monde, Editions Crès, Paris) en ik geloof aan Atlantis. Maar wanneer het oude Europa eene andere oriëntatie noodig heeft, wanneer onze beschaving haar gedragslijn meent te moeten herzien, en wanneer men denkt dat de goede, veilige koers alleen te vinden is op Atlantis, in de afgronden van den Oceaan, dan houd ik mijn hart vast En had ik liever dat men op een ander, doortastender en voortvarender idee kwam. [verschenen: 11 september 1926] |
|