Bijdragen aan het Soerabaiasch Handelsblad (juni 1926-juni 1940)
(2017)–Matthijs Vermeulen– Auteursrechtelijk beschermdPech, overal pechParijs, Juli [1926]Een Grand Prix de Paris als die van het jaar 1926 hebben de Parijzenaars nog niet beleefd en alle records zijn zoo afdoende en allemaal tegelijk geslagen, dat men den indruk kreeg van een climax, welke niet meer overtroffen kan worden. Den vorigen dag was het weer veranderd en voor 't eerst, na een heele verregende en verkleumde lente, lag het Bois de Boulogne onder den wijden glans der midzomerzon, waarin het nog vochtige loofgroen opklaarde, en milder en milder week naar de zacht azuren verte. Het was verrukkelijk. In het kalme Noorderbriesje, juist koel genoeg voor de zomer-fourrures van de kostbaarste zilvervossen en blauwvossen, zwierden de enkele of dubbele aigrettes van honderden struisvogels, zwierden de mousseline de soie, de crêpe de Chine, de crêpe Georgette, de Kasha in blauw, roze, beige, mauve, zwart, groen, marron, goudgeel, zilver-wit, die onder de hemelsche belichting ronddwarrelden als melodieën eener hemelsche muziek en uit het gegons der stemmen en het rhythme van zooveel sier en schoonheid was het moeilijk iets anders te hooren dan een zang van geluk. Wie zou het gedacht hebben. Er waren 166.600 toeschouwers, van wie 35.000 voor de pesage, 12.500 voor het pavillioen, 119.110 voor de pelouse. Die bezoekers waren naar Longchamp gekomen in 23.500 automobielen; 9.500 andere automobielen stonden nog gestald in de buurt van het hippodroom. De Pari Mutuel had alleen voor den Grand Prix een recette geïnd van 8 millioen. De totale recette van den Pari Mutuel was dien dag 18 millioen drie duizend francs. Hoeveel moeten de clandestine weddenschappen bedragen hebben! Er zijn 84.000 programma's verkocht. Twee en twintig paarden namen deel aan den Grand Prix en de overwinnaar legde de klassieke drie duizend meters af in 3′10″ 56/100. Al deze cijfers zijn records en gelijk bij alle verrassingen, vroeg men zich af: zullen wij ze ooit terugzien? Het stond geschreven, dat op dezen arcadischen middag de teleurstelling en het booze humeur ook een record zouden slaan. In den Derby van Chantilly, een week tevoren, had Biribi, die favoriet was, op een onwaarschijnlijke manier verloren. Want Biribi moest winnen, en wie hem in de laatste bocht zag aankomen, kalm, zeker van zichzelf, en licht als een veer, en machtig, alsof winnen een spelletje was, dacht: zie zoo, die ren is gedaan. En hij borg zijn lorgnette weg in het étui. Maar een jockey, slimmer en gewiekster dan de rest, werpt zijn paard vóór den favoriet en het ongeloofelijke is gebeurd: Biribi verliest. Daar gaat je inzet! Geloof dan nog aan favoriets... De Grand Prix de Paris, welke, mèt de emolumenten, verreden wordt voor de ronde som van 650.000 francs, werd in 1924 gewonnen door den outsider Transvaal, in 1925 door den outsider Reine Lumière en het praatje, dat deze prijs, zelfs niet te versmaden voor een eigenaar van renpaarden, stééds gewonnen wordt door het paard, dat aangeschreven staat voor een zeer hooge côte, is zóó hardnekkig geworden, dat niet minder dan 2.933 wedders inzetten op alle 22 concurrenten! Dit is niet aan iedereen gegeven en men moet daarvoor over een zeker kapitaal beschikken. Maar wie den Franschman-en-gros ooit verdacht heeft van onstandvastigheid, van veranderlijkheid, van lichtvaardigheid, vergist zich deerlijk, in ieder geval wat zijne favorieten betreft. Want ondanks, of misschien wel wégens zijn nederlaag, was Biribi wederom favoriet en allemaal hebben zij op hem gewed: voor acht millioen eventjes. Hoe het gebeurd is, dat Biribi opnieuw verslagen werd, begrijpt natuurlijk geen sterveling, en voor een journalist, die de geheimen en de moeilijkheden van het vak kent, bestaat er geen leerzamer en ironischer lectuur dan de Maandag-ochtend-bladen, waarin de overwinnaar gefeliciteerd en de verliezer goedgepraat moet worden. Het bleek opeens, dat er één paard was dat nog steviger longen had dan Biribi, want het ging hier, bij een vaart van 60 kilometer per uur, niet alleen om de pooten, maar vooral om de longen. Er viel niets op den ren aan te merken, dan dat het winnende paard in kwestie een hyper-outsider was en dat niemand aan het beest gedacht had. Het dier zal ook nooit populair worden. Want tot overmaat van ramp heeft 't een naam, dien niemand kan uitspreken, het heet Take my Tip! Hebt gij een Franschman ooit Engelsch hooren praten? Dat is nog komieker dan een Engelschman die Fransch praat. Deze Take my Tip, eerste met kop-lengte, bracht ondertusschen de zonderlingen, de excentrieken, die hem om een gril hadden uitgekozen, voor elke 10 francs inzet het kapitaaltje binnen van 663 francs. Dat is meegenomen en daarmee zal de levensgeschiedenis van Take my Tip wel geëindigd zijn. Maar als nog één keer zooiets gebeurt bij den Grand Prix, dan wordt Longchamp afgebroken. Dezen middag scheelde het al niet veel, ondanks den koning en de koningin van Spanje, die de rennen bijwoonden. Werkelijk, de Franschman hecht op een naïeve en kinderlijke manier aan zijn favorieten.Ga naar voetnoot5 Hoe lang heeft Carpentier het uitgehouden! En de fantastische Siki, die met een leeuw uit wandelen ging op Montmartre! En Criqui! En Suzanne Lenglen! En de gebroeders Pélissier! De hemel weet wat voor een favoriet Suzanne Lenglen was, wat voor een ster, wat voor een phenomeen, wat voor een nationale beroemdheid! De hemel weet, hoe ze even zeker als Biribi den Grand Prix, alle matches moest winnen in Wimbledon. Weinige dingen zijn zeker, maar dàt stond vast en dàt kon door niets verhinderd worden. Zij vertegenwoordigde de eer en de toekomst der Fransche natie in Wimbledon, zooals Napoleon ze vertegenwoordigde bij Waterloo. Ze werd ontvangen met de Marseillaise. Men zei, dat ze de Koningin van Engeland had laten wachten. Men zei overigens ook, dat ze een perfecte reverentie maakte. Haar laatste triomf was de overwinning op Helen Wills. En als er iemand favoriet was, dan was het Suzanne. Mag zulk een favoriet, mag zulk een onvergelijkelijk wezen ziek worden als een alledaagsch mens, mag ze rheumatiek krijgen in den rechter arm, mag ze verliezen, mag ze flauw vallen, mag ze het toernooi opgeven, mag dat allemaal? In gewone tijden, ja, in gewone tijden is een favoriet niet ziek, in gewone tijden is het met de favoriet als met de beenen van een Fransche Koningin, die in een boot moest stappen, en waarvan een oude edelman, toen sommigen beducht waren, dat bij het stappen in de boot de beenen te zien zouden komen, gestrengelijk verklaarde: De Koningin heeft geen beenen! Maar beleven wij gewone tijden? Tijden, waarin alle favorieten ons in den steek laten! Tijden van outsiders: Mussolini, Primo di Rivera en de Fransche X van morgen! Verdwijnt niet telkenmale, dat een favoriet ons in den steek laat, een tikje van de dierbare en geruste hoop, dat wij weer in het rechte en bekende spoor zullen raken, zonder een outsider en zijn paardenmiddelen? Zooals den Franschman, die tennist, de déconfiture van Suzanne Lenglen ter harte gaat, zoo is de Franschman, die fietst, ontroostbaar over de weigering van de gebroeders Pélissier om deel te nemen aan den Tour de France.Ga naar voetnoot6 De Pélissier's genoten eene populariteit, waarbij alleen die van Charley Chaplin vergeleken kon worden. De naam ‘Géants de la Route’, voor hen die den moordenden Tour de France maken, was uitgevonden voor typen als de Pélissier's, en geen naam drukt beter de verbazing, de verstomming, de blinde vereering uit van den man in de straat, voor de kranige, onvervaarde kerels, die een maand lang elken dag hun zitvlak tot bloedens rijden, die op elk uur van het etmaal, in den donkeren nacht, op den heeten dag, hun velo bestijgen voor étapes van gemiddeld vier honderd kilometer, bij weer en wind, over berg en dal, over Pyreneeën, over de Alpen, over de stoffige wegen van de Midi, over de hobbelige keien van het Noorden. Maar de Pélissier's hebben genoeg van dit mannenmoordend reuzenwerk. Zij hebben bovendien de schaapjes op 't droge, en de fiets hunner bovenmenschelijke praestaties troont in de étalage hunner bloeiende rijwiel-zaken. Zij weten trouwens beter dan gij, of ik, of de man in de straat, wat de Tour de France is. Zij hebben, dood-op, in den donkeren nacht gebarsten banden gerepareerd; zij zijn, dood-op, over de gesloten overwegen der treinen gesprongen, vlak vóór de aanstormende locomotief, om één minuut uit te winnen; zij zijn gevallen in gaten en greppels en hebben met bloedende koppen, met ontvelde beenen hun bécane (argot voor fiets) weer bestegen; zij hebben gezien hoe kameraden gewond en bewusteloos langs den weg bleven liggen, omdat een draconisch reglement de officials verbiedt hen te helpen; zij hebben bergtoppen beklommen van twee duizend en méér meters; zoo zijn ze in razende vaart afgesneld over wegen met hindernissen gelijk alleen Frankrijk ze kent; zij weten dat de Tour de France niets is au fond dan een halsbrekende wedren ten voordeele van een paar concurreerende rijwiel-fabrikanten; zij weten dat die concurrentie alle listen en lagen geoorloofd acht; dat zij op een tweesprong alle moeite zal aanwenden om den tegenstander een verkeerden weg te doen inslaan; dat die concurrentie trachten zal den mededinger te verleiden in de hotelkamers door middel van bekoorlijke, maar betaalde duivelinnetjes; dat die concurrentie alle middelen in het werk stelt om het moreel van het vijandelijk merk te ondermijnen, zelfs bij wijze van sluw gefalsifieerde correspondentie. De Pélissier's weten, dat men werkelijk een ‘reus’ moet zijn in uithoudingsvermogen om den diabolieken Tour de France tot een goed einde te brengen; zij weten hoe er geknoeid wordt met cocaïne en andere verdoovingsmiddelen, met verdachte pillen, met alle soorten alcohol om de mannen er bovenop te houden. En toen zij hun schaapjes op het droge zagen, hebben zij er verder voor bedankt. Maar de man in de straat, die niet weet, die niet redeneeren kan als zij, die alleen de feestelijkheid meemaakt van het vertrek, van den doortocht door steden en dorpen, die ze escorteert op het motorrijwiel, in den kleinen auto, die ze in de beenen rijdt en onder wolken stof, deze man van de straat, ziet de nationale ploeg zonder aanvoerder, zonder held, zonder vaandel; hij krijgt namen uit te spreken als van SlembroekGa naar voetnoot7 (de leader tot dusverre), Van de Casteele,Ga naar voetnoot8 en dergelijke namen, waarmee hij zich geen familie voelt, welke hem niets zeggen, en weer heeft hij het duistere vermoeden, dat er iets misloopt, dat hij van zijn favorieten als van de goden verlaten is. Hij ziet de overwinning reeds in Belgische handen. En in zijn diepste binnenste springt er misschien nog een snaar. Onder ons gezegd en gezwegen: het is dwaasheid om het nationale humeur te laten afhangen van een paard, een tennisspeelster, een rijwielrenner, een voetbalteam, en zulke andere selecties. Maar nu het eenmaal zoo is, hier en overal, nu hier de pech heerscht, en nog eens de pech (want ik voorzie dat nog andere favorieten en ditmaal politieke, ons ‘en panne’ zullen laten) welken raad kunnen wij geven? Het schijnt mij toe dat de vrouwen ons op de gelukkigste manier voorgaan. Zij pantseren zich. Zij laten zich op maat een schild vervaardigen van aluminium (juist! hetzelfde metaal onzer potten en pannen) en gorden zich dat voor. Ik vertel hiermee het allernieuwste geheim der mode, en gij moet er niet mee lachen, want ik weet wel, dat het nog geen twintig jaar geleden is, dat het aluminium-schild dikwijls vervangen werd door een paar kousen. Dat was de goede oude tijd! Maar als gij een vriendin na een lange afwezigheid zoudt terug zien, en zij werpt zich om uw hals, verwonder u dan niet te stooten op een verhard gemoed. En laten zij, die pech hebben, uit het voorbeeld der vrouwen voor één keer (une fois n'est pas coutûme) een les treken. Laten zij zich pantseren! [verschenen: 7 augustus 1926] |
|