Het Karkas
Men schreeuwde overigens vooral, omdat men ‘Het Karkas’ nog niet had, en omdat men schreeuwen wilde.
‘Het Karkas’ is een stuk van twee auteurs, niet zonder talent, maar een beetje in het naturalistische genre 1890, een beetje ouderwetsch dus, dat vertoond is in de Comédie française, eene zeer nette, zwaar gesubsidieerde firma.
‘Het Karkas’ is de geschiedenis van een nog niet zeer ouden, maar afgedankten generaal op den vooravond van 1914. Deze generaal heeft een vrouw die schildert en hem voor jan-en-alleman het voorhoofd beplant met de bekende, onzichtbare hoorntjes. Zij maakt met voorliefde naaktstudies en haar laatste model poseert voor Sint Sebastiaan. De generaal draagt zijn onfortuin met heldenmoed. Zijne vrouw heeft, behalve haar naaktstudies, nog een vasten amant, die alle tekorten dekt, waartoe een generaalspensioen en een weelderige echtgenoote aanleiding kunnen geven. De generaal verdraait er zijn hand niet voor. De generaal heeft een zoon, onderofficier, die de regimentskas besteelt, ontdekt wordt en zich een kogel door het hoofd jaagt. Het treurige nieuws wordt hem, met veel voorzorgen, gebracht door een vriend. De generaal, in den waan dat men hem een nieuwe escapade komt vertellen van zijne betere helft, neemt zijn vriend in de maling voor iets, waaraan hij volmaakt maling heeft. Hij leert hem bovendien dat hij zelf cocu is, iets, waarvoor men zich niet behoeft te schamen, voyons! Als het bericht van den eerloozen dood van zijn zoon eindelijk tot hem doordringt, draagt hij ook dit met mannenmoed en onvervaardheid. Het interesseert hem alleen, en het heele slotbedrijf is daaraan gewijd, hoe hij op reis zal gaan en hoe hij zijn spruit zal begraven, zonder dat het hem een cent kost. De vaste amant, die reeds de regimentskas schadeloos gesteld heeft, zal opnieuw dokken. Men gaat op reis en het doek valt.
Cynischer kan het niet.
De eerste opvoering en de recensies liepen goed af. Ook de tweede en de derde. Maar de inhoud van het stuk was ter oore gekomen van de ‘Ligue des Patriotes’ en de vierde opvoering werd verstoord door een uitstekend georganiseerd kabaal. Volgde een brief aan den administrateur der Comédie française: ‘Het moet uit zijn met dat stuk. Wij dulden niet zulke beleedigingen aan het adres van ons leger. U is gewaarschuwd.’
En de ‘Ligue des Patriotes’ kocht driekwart van de plaatsen op voor de vijfde voorstelling. De auteurs, aan wien dit offensief niet onbekend bleef, waren zoo verstandig, hun stuk terug te trekken.
Daarmee was het echter niet gedaan. Een generaal, die op de ‘Ligue des Patriotes’ den indruk maakt van een vod, een dweil, een vaatdoek, wat niet geoorloofd zou kunnen worden, deze zelfde generaal is voor het Cartel iets heel gewoons, waarover zich niemand behoeft dik te maken. De generaals, onder ons, staan bij het Cartel in een overdreven slecht blaadje, en hoe meer kwaad er van verteld wordt, hoe liever. Het resultaat was drie interpellaties in de Kamer, want bij zulke gelegenheden nemen altijd de meest onverwachte personen het op voor de kunst. Succes nihil. De minister verschool zich achter de auteurs, die hun stuk zelf hadden teruggetrokken. Men kon waarachtig de Comédie francaise niet ondersteboven laten zetten voor Het Karkas.
Naar mijn meening heeft Linksch het niet handig aangepakt. Als ik Linksch was geweest, ik zou aldus gesproken hebben: ‘Komaan, Rechtsch! Daar heb je een generaal, een afgedankten generaal nog wel, dus geen generaal van de bovenste plank. Die generaal, kan men zeggen, is zoo ongelukkig als Job. Alle soorten ongelukken komen over zijn hoofd. Zijn vrouw, terecht of ten onrechte, doet hem niet veel plezier. Zijn zoon, terecht of ten onrechte, zelfmoordt zich na hem veel verdriet aangedaan te hebben. Zijn vriend maakt hem, terecht of ten onrechte, eene uiterst onaangename scène. U of ik, wij zouden van al die dingen kapot zijn geweest. Maar hij, hij houdt stand, hij houdt stand tegen alles. Waarom? Omdat hij generaal is. Omdat hij, als generaal, doordrongen is van de idee, dat hij altijd moet standhouden, waar dan ook, wanneer dan ook. Een generaal moet in het zadel kunnen blijven. Die generaal een vaatlap, een dweil! Ik vind hem magnifiek dien generaal. Wijs mij een stand aan waar gij gemakkelijk zijn evenbeeld vinden zult! En dat is dan nog maar een afgedankte generaal!’
Linksch zou de lachers op zijn hand gehad hebben.