Tiende Pensioenfonds-concert
Een twaalftal jaren geleden is Mahlers Tweede Symphonie hier voor 't eerst en 't laatst uitgevoerd onder leiding van den auteur zelf. Wij waren daarbij niet aanwezig en hoewel we verschillende malen de partituur van dit werk bestudeerden, was het bij de uitvoering van Zaterdagavond, onder Mengelberg's leiding, een volmaakt novum. Het is eene soort van Onsterfelijkheids-symphonie, voor welker orthodoxie wij niet instaan, er ondertusschen niet aan twijfelende of de theoloog zal hier kenmerken ontdekken der Gnostici. Doch laten we voorloopig veronderstellen, dat dit eene zaak van minder gewicht is, en met alle voorbehoud. Drie dingen hebben ons in deze symphonie buitengewoon verrast: de muzikale structuur, het thematisch materiaal en de instrumentatie, en geen van deze drie heeft ons bevredigd.
Wij moeten sterk rekening houden met de plaatsruimte en laten we daarom van elk der drie slechts een gedeelte toelichten. De vorm van het eerste deel is in wezen de klassieke, dualistische vorm der twee thema's, der doorvoering, reprise en coda. Hij is er echter slechts het geraamte van en toegepast met even weinig concentratie, logica en doelvastheid, als de psychologische basis of motiveering dezer vormkeuze volstrekt ondoorgrondelijk is. Men krijgt bij den opzet der twee thema's en de eerste herhaling van het verkorte hoofdthema den indruk van eene zonderlinge kortademigheid, die niet in overeenstemming is met den aard zelf der thema's, breed ontworpen en ‘monumentaal’, doch niettemin een beklemmenden indruk maakt. De interieure rhythmiek van dit eerste deel gaf ons even weinig houvast als de uiterlijke vorm, zoodat de totaal-indruk zeer ontgoochelend was. En helaas, het laatste deel analyseerende in de reflexen der herinnering komen wij tot dezelfde conclusies.
De psychische kracht van de thema's zelf, die zou moeten bestaan in eene onuitputtelijkheid van ontroeringen, gelijk dit het geval is bij den eveneens vorm-zwakken Berlioz, vormde hier geen tegenwicht. Het hoofdthema van het eerste deel is grandioos en indrukwekkend van gebaar, doch niet van innerlijk accent en van melodie; het mist absoluut de nuance [en het] gebaar is eer uitgeput, dan de overige [uitingen] der ziel. Dit thema is echter het eenige dat met een vinding der vroegere klassici of romantici (Wagner inbegrepen), kan vergeleken worden en deze vergelijking zou doorstaan. Het tweede deel ('t bekende andante) bleef verrukkelijk, doch de overige stukken dragen [het] karakter van eene buitengewoon demokratische ideeën-wereld, wat ons niet bij dit onsterfelijkheids-onderwerp schijnt te voegen en wat we niet meer kunnen vereenigen met eene nobele muziek, gelijk zij voor Berlioz b.v. geweest is. Tot hoeveel lapmiddelen geeft deze ideeën-wereld aanleiding, lapmiddelen, die noch passen bij de muziek als kunst, noch als wetenschap.
In de instrumentatie kan men, andante en scherzo daargelaten, zeer weinig treffende vondsten aanwijzen. Er heerscht in de partituur eene ongeproportioneerde overmaat van slagwerk en de wijze, waarop Mahler deze instrumenten aanwendde, heeft ons, gelijk in 't laatste deel der Eerste, nogmaals teleurgesteld. Deze speeltuigen, 6 pauken, trom, bekkens, triangel, kleine trom, door hun afstamming en wezen bij voorkeur rhythmische instrumenten, worden door de moderne componisten (Debussy geheel uitgezonderd) uitsluitend aangewend als geraas-instrumenten. Ook hier ontbreekt alle nuance en het doel is onuitsprekelijk elementair: overbluffen. Er bekruipt mij een groot verdriet, als ik een viertal mannen zoo hard mogelijk op hunne instrumenten zie slaan, welker geluiden zonder de minste kunst gecombineerd zijn. Verder schijnt Mahlers dirigenten-loopbaan in een opera-orchest hem ook in deze partituur parten gespeeld te hebben. Wij zijn er van overtuigd, dat verschillende trompet-solo's, bazuin-solo's van uit een verborgen orchest-ruimte grooten indruk zouden maken, terwijl ze oppervlakkig en nuchter klinken van af een open podium.
Deze zijn onze voornaamste bezwaren tegen de tweede symphonie. Er is geen reden om aan te nemen, dat Mahler negen geniale en onaantastbare werken geschreven zou hebben, waarin Beethoven noch Bruckner geslaagd zijn; doch wij erkennen ook, dat de tijdsomstandigheden eene revolutie gemaakt hebben in onze aanschouwingen. Een kunstwerk is de projectie eener maatschappij en er zijn meer dan ooit oorzaken, om bij beoordeeling van een kunstwerk rekening te houden met den staat. Deze symphonie is niet gebaseerd op een heilzame orde, op eene heilzame vrijheid; ook in deze muziek regeert de kracht, en bijna niets dan de kracht.
De uitvoering voldeed aan alle eischen, welke men stelt aan eene eerste uitvoering. Nog niet volmaakt ingespeeld, wat het psychische deel betreft; wat het technische aangaat, zeer gaaf en zeer schitterend met hare tien horens en acht trompetten. Solisten waren de dames Elise Menagé Challa, sopraan, en Meta Reidel, alt, kleine partijen doch zeer bevredigend. Het koor van Toonkunst zong imposant en allen zijn luide toegejuicht, Mengelberg en zijn orchest met afzonderlijke en langdurige ovaties.