[Werken van Beethoven (Eroica) en Strauss (Ein Heldenleben) beide in de toonsoort Es o.l.v. Willem Mengelberg] (Concertgebouw)
Willem Mengelberg wil zonder twijfel den grooten, verschrikkelijken en eentonigen tijd vieren en zoo zijn we den ganschen avond in Es geweest. Het Duitsche helden-programma begint met de Eroïca van Beethoven en verder staat alles, wat op helden en heldenvereering betrekking heeft, in Es-dur, gelijk de symphonie Die Wacht am Rhein (de origineele noteering ten minste), Wagners Rheingold, Mahlers Achtste, Strauss' Heldenleben. Men zou dus bijna zeggen, zooals de Grieken hun Doristi hadden, zoo hebben de Duitschers hun Es-dur.
Mengelberg gaf dus weer op denzelfden avond de Eroïca en Das Heldenleben. Er komen in Das Heldenleben zoovele stelselmatige tonale cadenzen voor, dat die continuïteit van toonsoort den hoorder wel bijzonder moest treffen. Men verhaalt, dat Strauss, na de première van Mahlers Achtste, in een restaurant genoodigd, eenigszins kregel antwoordde: ‘Was! noch essen nach all diesem Es?’ en van es kan men inderdaad genoeg krijgen. Overigens geen enkel bezwaar tegen beide waarlijk schitterende en bruisende uitvoeringen, die beide evenveel succes hadden, voor den concertmeester Zimmermann, gepassioneerd en verleidelijk van klank, en voor den dirigent.
De oorlog heeft mij tegenover Strauss in eene gewijzigde verhouding gebracht. Een paar jaar geleden voelde ik me op het groote slagveld van Heldenleben lang zoo veilig niet als nu. Er zijn ondertusschen dingen genoeg gebeurd, welke de zekerheid geven, dat zulk een gruwelijk muzikaal strijdgewoel nog het ergste niet is, wat de menschheid kan overkomen. En ofschoon het vaststaat, dat 't de projectie is van het meest diabolieke en schrikwekkenste, dat deze Dante der twintigste eeuw niet in de Hel laat gebeuren doch op de schoone aarde, tòch voel men zich veilig en men ondergaat zelfs eenige verteederingen van een zonderling, dilettantisch medelijden.