[Bruckner Symfonie nr 4 o.l.v. Evert Cornelis. Terugblik op uitvoering van Beethovens Pianoconcert nr 3 door Télémaque Lambrino o.l.v. Willem Mengelberg] (Concertgebouw)
Onder de laatste concerten is de herhaling van Bruckner's Vierde Symphonie een der opmerkelijkste geweest. Zij stond onder leiding van Evert Cornelis, de eenige onzer dirigenten, ja de eenige onzer landgenooten, die eene duurzame en ernstige poging deed om Bruckner te waardeeren, niet alleen als curiositeit, doch ook als levend meester. Ik weet niet welke plaats Evert Cornelis aan Bruckner wilde doen toekomen onder de symphonikers, toen hij hem op zijn répertoire nam, enkele jaren geleden. Hij heeft er zonder twijfel eene bedoeling mee gehad, doch welke die ook zij, we moeten constateeren, dat zij volkomen faalde. Wij herinneren ons nog een soort enthousiasme, waarmee wij die pogingen zooveel mogelijk gesteund hebben, een enthousiasme, dat ik niet zonder ironie herdenk, omdat het door zoovele teleurstellingen gevolgd is. Cornelis scheen de beste intenties te hebben, wat de kunst van Bruckner betreft, de kunst van Debussy en de jonge Franschen, waarmee hij verschillende malen uitstekende successen behaalde. Waarom wij dan constateeren, dat alles op niets uitliep? Wijl er in Evert Cornelis' manier van werken de laatste twee jaren geen spoor van programma, geen spoor van ‘organisatie’ te ontdekken valt en elk opbouwend idee of doelvastheid uit zijn arbeid verdwenen is. Tegenover één goede uitvoering stelt hij minstens drie slechte (deze benamingen gelden alleen den inhoud!) en daarmee onderhoudt men geen enthousiasme, daarmee concentreert men niet zijne persoonlijkheid. Het is de tegenwoordige musici niet meer duidelijk, dat er twee richtingen loopen door de muziek, een goede en een verkeerde, en ook Evert Cornelis heeft gemeend met beiden een accoordje te kunnen treffen, zeer tot mijn spijt en niet bevorderlijk voor wat wij tot de uitstekende muziek rekenen.
Ik zal echter geen enkelen gelukkigen uitslag verzwijgen, want dit ware jammer na een zoo voortreffelijke uitvoering der Vierde van Bruckner. Cornelis dirigeert het werk nu met een absolute meesterschap en dit kwam ten goede aan elk détail en aan de geheele schoonheid dezer zeer ontroerende Symphonie. Het scheen me toe, dat er in de Finale eene onjuiste coupure gemaakt is, doch daar ik dit enkel kan gronden op eene herinnering aan indrukken van vroeger, wil ik dit niet met zekerheid beweren; doch in ieder geval haperde er iets aan het grootere rythme. De overige deelen echter klonken onovertrefbaar, vooral in de gemouvementeerde en zangrijke stukken; er lag bovendien iets menschelijks over de melodie en de harmoniek, dat wij er vroeger nooit in hoorden. Het orkest heeft prachtig gemusiceerd, op enkele tekorten na in de hoorns.
Bij het laatste ‘Mengelberg-concert’ trad Télémaque Lambrino op met het derde pianoconcert van Beethoven. Hij bespeelde een Blüthner, die mij van alle Duitsche instrumenten het best bevallen. Zij hebben de meeste kleur, hun timbre herinnert in de verte aan een xylophoon en is 't meest orkestrale van alle Duitsche piano's. Lambrino is een Griek en trad hier een paar jaar geleden voor 't eerst op. Hij veranderde niet in zijne afwezigheid, heeft een zeer muzikalen aanslag, eene muzikale voordracht en eene groote virtuositeit. In het passage-werk hoorden wij zijns gelijke nog niet. Hij vat dat geenszins op als pure ornamentiek, als coloratuur, doch als zuivere muziek, de ornamentiek aldus terugbrengend tot haar oorsprong: het Orientaalsche melisme. Die soort ornamentiek is na Beethoven geleidelijk verdwenen, meer en meer, uit de Europeesche muziek, vooral door den invloed van Wagner. Het heeft ons een groot genoegen gedaan haar te hooren van een kunstenaar, welke ze door afkomst en ras waarschijnlijk juist kan aanvoelen. Het largo van dit concert was een subliem gezang.