[Werken van d'Indy (Istar) en Debussy (La mer) – Borodin Symfonie o.l.v. Cornelis Dopper] (Concertgebouw)
De heer Cornelis Dopper, na eene lange rust-periode, heeft weder eene poging gedaan om een uitvoering te geven, welke afwijkt van de honderdduizend-en-één bekenden in den Duitschen stijl, en zijn programma bevatte D'Indy, Debussy en Borodine. Een samenloop van omstandigheden bracht hem echter geen geluk: er was weinig publiek, de hoorders waren slecht gedisponeerd, schijnt 't, en dit werkt zoowel op 't orchest terug als op den dirigent. Ondanks dit alles zijn er passages te vermelden, welke buitengewoon luisterrijk klonken, gelijk de finale van D'Indy's Istar en de tweede helft van Jeux de vagues, wier vertolking werkte als eene inspiratie. Overigens stond deze reproductie van La Mer in elk opzicht beneden de vorige. Het interieure rythme lukte niet en in het eerste deel waren zeer gevaarlijke schommelingen. Voortdurend stoorden onduidelijkheden in de expositie der thema's en wij hoorden menig technisch tekort. Ik begrijp ook niet goed met welk recht de paukenist de hooge as der zeven laatste maten een octaaf lager speelt. En men heeft cornets à pistons in het Concertgebouw, die optreden bij de symphonieën van Berlioz. Waarom laat men deze instrumenten achterwege in den ‘Dialogue du vent et de la mer’, waar Debussy ze zonder eenigen twijfel met groote bedoelingen geschreven heeft? Waarom is hier een speler te weinig (Debussy vraagt drie trompetten, met twee cornetten, en niet zonder reden) terwijl aan een werk van Richard Strauss b.v. immer zoo groote zorgzaamheid gewijd wordt? Het spijt me, dat ik al deze opmerkingen moet maken, wijl men zich van de vorige uitvoering zulke schoone ontroeringen herinnert, welke ook ditmaal niet geheel afwezig bleven, zooals ik, met hulde aan Dopper en het orkest, nogmaals memoreer. Doch dit concert stond in het teeken der zorgeloosheid. Het is een gewaagd experiment om in de tweede symphonie van Borodine, het hoofdthema van 't eerste deel twintig maal te spelen, zonder de
minste wijziging der expressie. Men beproeve dit eens, ter ontgoocheling van alle waanbevangen enthousiasten, met Schumann en Brahms, om te zien wat er van overblijft! De symphonie van Borodine is, van de instrumentatie afgezien, in menig opzicht geniaal. Zoo gespeeld echter als gisteren, wordt zij geheel gederacineerd en men hoort niets ondanks alle lieve beschrijvingen van het programma-boekje. Waarom geeft men zich zoo zelden de moeite om die beschrijvingen tot eene zekere realiteit te brengen? Ik hoop, dat de heer Dopper spoedig zijne revanche neemt.