‘Gysbreght van Aemstel’
Wanneer vreemdelingen, nu of vroeger, eene voorstelling van Vondel's ‘Gysbreght’, met de muziek van Diepenbrock, hebben bijgewoond, moeten zij de conclusie getrokken hebben, dat wij eene origineele, zeer voortreffelijke, zelfs nationale kunst beoefenen, die de schoone en wijd-vermaerde stad van eertijds waardig is. En als instandhouder en zanger van den roem der oude hoofdstad van de Zeven Provinciën mocht Diepenbrock gelauwerd worden door de Amsterdammers, wijl hij zijne plichten als burger van den voormaligen staat zoo goed en traditioneel volbracht: een tiental stukken met de strekking en de schoonheid van ‘Gysbreght’ en Amsterdam evenaarde Athene. De aankondiging, dat deze volledige voorstelling niet herhaald zal worden is ons dan ook onbegrijpelijk en eene teleurstelling. Wijl de belangstelling van Royaards voor Diepenbrock's muziek buiten twijfel zeer edel en groot is, moet de onmogelijkheid van enkele geregelde uitvoeringen zooveel te meer spijt verwekken.
‘Gysbreght’, statig en vol krijgsrumoer, in dezen tijd, nu wij de roffels en signalen der oorlogende tamboers en hoornblazers zelf konden hooren en de stedendwingers langs onze grenzen zagen trekken, geeft nog sterkere indrukken dan in de dagen van vrede. Men bespeurt op eens den realistischen ondergrond zoowel van de muziek, van de poëzie, als van sommige fresco's der mise-en-scène, welke alle begeleid worden door huiveringen, die ons anders vreemder zijn. Elk tooneel van ‘Gysbreght’ is opeens actueel geworden, elke gruwel, welken de dichter beschreef in het bijtende rythme en de transparante plastiek, ligt ieder in het geheugen. In de muziek hoorde ik opeens alle oud-Hollandsche en zestiende-eeuwsche accenten (afgezien van de instrumentatie) welke Diepenbrock tot een geheel geïsoleerd componist stempelen van zijn ras. De ondergrond der ‘Gysbreght’-muziek is zóó populair, dat zij in landen, waar men de traditie niet geheel uit het oog verloor of oppervlakkig eerbiedigde als bij ons, dit meesterstuk een nationaal werk geworden zou zijn. Ik heb me reeds dikwijls afgevraagd of eene omduiding onzer zestiende-eeuwsche muziek en tonaliteit, gelijk de Fransche meesters b.v. dit deden met de kunst van Couperin, bij ons onmogelijk zou zijn, zonder in archaïsmen te vervallen. Men kan het bij ‘Gysbreght’ echter in den meest volmaakten vorm terug vinden, en ik betreur zelfs, dat Diepenbrock de accenten der eerste rei nooit weer opgenomen heeft in zijn latere composities, ‘Vondel's vaart naar Agrippina’ uitgezonderd.
Wat het ensemble van Royaards betreft, deze voorstelling is niet verschillend geweest met de vorige, daar de meeste rollen door dezelfde spelers bezet waren en de enkele verwisselingen zorgvuldig in denzelfden tongval gestudeerd schenen. De veranderingen, welke Diepenbrock moest aanbrengen in de zangers zijner reien waren gevaarlijker en de bezwaren zijn ons niet ontgaan. Om de waarheid niet te kort te doen moeten wij opmerken, dat de vroegere reproducties harmonischer klonken dan deze laatste. Er lag over het geheel eene gejaagdheid en nervositeit, welke wij slechts den dirigent kunnen aanrekenen, wiens tempi dezen avond bove mate onbestendig waren. Het orkest leed daar reeds onder bij de ouverture, het meest echter bij de finale. In het solo-quartet evenwel, dat de dirigent zeer rustig leidde, klonken tenor en alt geheel buiten de kleur en ook buiten de expressie van bas en sopraan. Diepenbrock raakte zijne interieure zekerheid weer kwijt in den loop der finale, waaraan denkelijk de aartsengel Raphaël schuld draagt, wijl hij onregelmatig inzette en in 't geheel geen acht sloeg op het rythme der muziek. Het spreekt van zelf dat deze détails de impressie der muziek maar weinig beïnvloed hebben en dat wij onze waardeering van de toevalligheden eener uitvoering geheel afscheiden van onze inderdaad onbegrensde bewondering der compositie. Wij verlangen enthousiasme, waarmee deze voorstelling eindigde (totdat D. haastig voor 't voetlicht verscheen), dat Royaards niet bij zijn eerste plan blijft en zoo edelmoedig wil zijn om deze opvoering te herhalen.