[Mahler Symfonie nr 3 (Meta Reidel, alt) o.l.v. Willem Mengelberg] (Concertgebouw)
Het was alsof wij Mahler's Derde eergisteravond voor 't eerst hoorden. Veel leek veranderd, de accenten schenen gekozen van een geheel verschillend gezichtspunt, de muziek overstroomd van een nieuwen geest, het innerlijk rythme der compositie volkomen gewijzigd, en vol wonderlijke stuwkracht onafgebroken levend, twee gelukkige uren lang, boeiend, bevredigend en meesleepend tot onuitsprekelijke ontroeringen, en van de buitensporige vermoeidheid, welke wij ons herinneren van de vorige reproductie, was geen sprake, noch van eenige teleurstelling, welke ook, van het orkest, van het werk, van den dirigent, van de hoorders.
Ik herinner mij sinds Mahler's sterfjaar geen uitvoering, die zoo volkomen bezield was van muziek, welke allerwegen toegenegen klonk en vol liefde. De avond eindigde dan ook met een triomf voor ieder der medewerkers. De kracht en de volheid, waarmee Mengelberg de symphonie van het eerste deel tot het laatste omspannen en verlevendigd heeft in een geleidelijk toenemen van de schoonste ontboezemingen, zijn bewonderenswaardig en om dat te beschrijven schieten woorden te kort. Ik heb geen maat opgemerkt, welke niet geladen was met de mysterieuze bekoringen der muziek; daarmee is alles gezegd.
Wij ontmoetten niet alleen geen teleurstellingen, doch zelfs geen bedenkingen bij 't aanhooren van dit meesterstuk. Als men in de jongste biographie van Mahler leest, dat 't eerste deel, de ontzaglijke marsch, 't socialistische oprukken kon beteekenen van Meidag-manifestanten, dan ligt 't voor de hand, dat men er nu nog andere assimilaties zou vermoeden en even ongewenschte. Geenszins... Het eerste deel is smartelijk, doch niet barbaarsch, er klinken tonen van geweld en kracht, doch zij behouden een zekeren schroom en bedachtzaamheid, de melodieën en thema's zijn primitief, sierloos en bijna buiten de kunst om, doch hun wezen bezit eene eigenaardige schoonheid, welke met geen enkele menschelijke realiteit verband houdt. Dit was misschien de bedoeling van Mengelberg, waarmee de dirigent sommige commentaren, van Diepenbrock b.v., 't beste recht zou hebben laten wedervaren. Het eerste deel speelde in eene onbezielde natuur. Het was eene muziek van onbekende gestalten, die slechts eene verre weerspiegeling volgen van 't menschelijke rythme en de menschelijke verlangens. Het is eene Michel-Angeleske schepping van waarlijk titanische figuren, hyperbolische gedaanten, wier ongeëvenaarde onstuimigheid en warreling slechts denkbaar zijn als kreten der aarde zelf. Het is eene mythe, welke gebeurt buiten de wereld der menschen en waarin Prometheus met de Okeaniden samenspreekt. En ieder accent is episch gehouden door Mengelberg en ongekend eenvoudig, waardoor de zeer populaire stukken, de zeer tragische doodsklachten en de gigantische opvlammingen een zeldzaam en onbeschrijfbaar relief verkregen. Het werd eene sterke, onverwoestbare, ongerepte muziek.
Zij wisselde, als een spectrum van het leven, bewolkt aanvangend en hare hoogste ontluiking vindend in den gloed der vuurroos. Zij passeert vele smart en ontgoocheling als vele tinten en 't was verrukkelijk om te zien hoe zij zich tot in haar diepste wezen konden ontplooien. Want de geheele symphonie leek transparant geworden; het was eene stijging van licht en leven, naar de bron van licht en leven; een allengs toenemen der zielsvermogens tot de stilte van het adagio, dat ons weder aan de aarde ontvoert. De geleidelijke opgang van dood naar onsterflijkheid. Wij raakten het smartelijkste en het verhevenste.
De virtuositeit, waarmee het grootsche plan dezer symphonie is bearbeid, vond hare verwezenlijking en waardeering in de virtuositeit der reproductie. Zij was een volmaakt organisch geheel; alles leefde; de bazuin-soli even oprecht en natuurlijk als de viool-soli; de posthoorn-solo, door Speets geblazen uit een hemelsche verte en betooverend omwolkt van zomer-atmosfeer, verliep als eene prachtige episode, goed ingeleid en goed volgehouden in eene stemming, welke geheel voortvloeide uit innerlijke cadans der compositie. Zoo phantastisch de scènes zijn van dit werk, zoo eenvoudig klonken zij door de regelmatige ontwikkeling, waarvan Mengelberg den geheimzinnigen leiddraad kende en volgde. Het middernachtslied is met eene raadselachtige expressie gezongen, en zeer indrukwekkend, door Meta Reidel, die groote vorderingen gemaakt heeft. Het vrouwenkoor klonk vlekkeloos evenals het jongenskoor onder leiding van den Hertog; geheel in de kleur, fijn van timbre en doorzichtig. Het slagwerk deed zijne taak met groote bekwaamheid en ieder instrument van het orkest komt bijzondere lof toe. Ook niet een enkele maal is het muzikale fluïdum verstoord. Het is in dezen tijd moeilijk zich aan de werkelijkheid te onttrekken en wij achten 't geen geringe overwinning van Mengelberg, dat hij ons twee uren gevangen hield in een morgendroom van de ontroerendste muziek, die tegen de koninkrijken der aarde opwoog.
Ik hoop dat Zondagmiddag het werk herhaald wordt, dat men niet genoeg zal kunnen hooren en waarover ik ook nog meer wil schrijven. Heil Mengelberg ondertusschen, die onze herinneringen in een nieuwen weg leidde.