[Terugkeer van Willem Mengelberg met Strauss (Tod und Verklärung) en Mozart; Evert Cornelis dirigeert Schumann, Smetana, Lekeu en Debussy] (Concertgebouw)
Het zal ons, die, sinds wij aan de muziek-critiek werkzaam zijn voor ‘De Tijd’, onophoudelijk de antithese hebben gesteld van Latijnsche en Germaansche kunst en de edeler voortreffelijkheid der eerste bewezen, terwijl de andere voortdurend nieuwe winsten maakte, moeilijk vallen om te spreken over muziek, zoolang deze ontstellende oorlog voortduurt, welke ten slotte machtiger zal blijken dan alle overreding. Wij hebben ten volle het bewustzijn, dat hier niet in de eerste plaats gestreden wordt om economische en politieke belangen, doch om een verleden, dat ons omvangt met al zijne tradities en andere onontkoombare betooveringen, het verleden, waarvan ons 't verwoeste Leuven, Mechelen en de gebrandschatte bekoorlijkheid van België, dat in vele kunsten en wetenschappen de levensbron is geweest van West-Europa, het symbool werd.
Hoeveel dat verleden waard is zou kunnen blijken uit talrijke kunstwerken, die gedurende de laatste dertig jaren ontstonden in Frankrijk, Rusland en zelfs in Nederland, tegen welke de Duitsche journalistiek altijd hare 42 c.M.-brommers hebben aangewend, kunstwerken, om wier bestaan op dit oogenblik gevochten wordt. Wij laten dus het antagonisme en daarmede het wezen der beide muzieken voorloopig rusten. Wanneer de muziek van Richard Strauss ons een half jaar geleden een weinig plaagde, wij hooren er nu te veel onaangename reminiscenties in om er acht op te slaan. Alles raakte in een andere belichting. Veertig jaren lang heeft men de schoonheid geoordeeld naar hare beteekenis aan kracht en geweld, wij hopen, dat zij in minder optimistische dagen genoeg teederheid, liefde en erbarming bevat, voor wie de geslagene is. Want dat moet de laatste troost geweest zijn van Xerxes, toen Hellas zijn millioenen soldaten had teruggeworpen: zijn koren hadden de elegieën nog niet vergeten bij het keeren der kans.
Willem Mengelberg is teruggekeerd met Mozart, ‘Tod und Verklärung’ (van Strauss) en Gertrud Förstel, die een aria zong en een ‘Incarnatus est’ van den onvergetelijken Mozart, die het menschelijk hart, hoe ook de emotiviteit gewend is, naar vreugde of smart, altijd nabij zal blijven. Evert Cornelis kwam terug aan den lessenaar met Schumann, Smetana, Lekeu en Debussy. Bij deze uitvoeringen zal wel enkel het meesterschap van dirigent en orkest onbetwistbaar zijn. Het orkest is bijna ongewijzigd en zou het vermelding behoeven, dat zijn spel onveranderd en zeer schoon bleef? Ook zijne bewonderaars zijn niet geslonken, zoodat wij in muzikaal opzicht waarschijnlijk een goede toekomst tegemoet gaan. Wij verheugen er ons ten minste over, dat de tegenwoordigheid van Mengelberg niet zoo dikwijls onderbroken zal worden, wijl het reizen moeielijker geworden is, en verwachten daarvan menige belangrijke uitvoering!