Kon. Liedertafel ‘Apollo’ [60-jarig jubileum] (Concertgebouw)
Het was de muziek der solisten, welke de lijn van Roeske's programma een weinig ontwricht heeft. De heer Gerard Zalsman, met onveranderlijke halfstem en onveranderlijke intonaties, droeg liederen voor van Bach, Schubert, Liszt en Gounod, wier buitengewone eentonigheid - zij lag niet aan de liederen - ten laatste de geheele zaal doorstroomd heeft. En wij moeten erkennen, dat wij Zalsman nog nimmer zoo teemend, zalvend en lispelend hoorden voordragen. Evert Cornelis, van zijn kant, aan 't orgel, koos met een Allegro serioso en Adagio van Mendelssohn ook niet de aangenaamste en muzikaalste werken uit, doch hij speelde ze ten minste aantrekkelijker en liet de verrassende effecten niet achterwege.
‘Apollo’ zelf gaf twee zeer belangrijke noviteiten: Tantum ergo Sacramentum en Veni Creator Spiritus, van Alphons Diepenbrock, dateerend van een tiental jaren terug, doch tot heden onuitgevoerd en onuitgegeven. Zij behooren tot de kerkmuziek, waarmee den componist het minste geluk ten deel viel van al zijne werken. Niemand zal weten waarom. Zij zijn geschreven van uit een zeer religieuse stemming, zij klinken sereen, hunne zachte lyriek is eene geheiligde, de Tantum ergo Sacrametum b.v. slaat de meest Franciscaansche-tonen aan, die na de componisten van het Gregoriaansch gehoord werden, zij zijn onbevangen, rustig en sacerdotaal, zij keeren zich af van den geest der eeuw, waarmee geen enkel accent van Diepenbrock trouwens overeenstemt.
Wij kunnen dus den heer Roeske niet genoeg danken, dat hij deze manuscripten opspoorde en ter uitvoering bracht. Het is zonder twijfel muziek, welke buiten den stijl valt der mannenkoren en het is niet moeilijk daaruit hare groote voortreffelijkheid te lezen boven de andere kerkmuziek. Roeske en zijn koor stonden echter voor eene hun min of meer vreemde practijk en de vaardigheid, waarmee sommige moeilijkheden overwonnen werden, kan niet genoeg gehuldigd worden. Dirigent en zangers bleven ook in deze kunst virtuozen van zekerheid en schoonen klank, waarom het niet verwonderde, dat de Veni Creator Spiritus gebisseerd is. Een profaan woord, doch het prijst hier de ingeboren levenskracht van Diepenbrocks muziek.
Evert Cornelis was in beide werken van Diepenbrock de zeer artistieke begeleider op het orgel, die het crescendo en decrescendo op wonderbare wijze heeft toegepast als een fijn, intuïtief rubato. Roeske dirigeerde nog twee zijner populairste werken, waarin alle geheimen van den mannenkoorzang in toepassing worden gebracht en om de beurt triompheerden in eene zeer effectvolle groepeering. Roeske's Apollo had onzes inziens een te klein deel aan het programma, doch het schijnt zich des te meesterlijker te hebben willen kwijten van zijn taak, tot voortdurend enthusiasme van de volle zaal.