[Saint-Saëns Violoncelconcert (solist Gerard Hekking) o.l.v. Cornelis Dopper] (Concertgebouw)
Gerard Hekking vierde gisteravond een zijner oude, schoone triomfen terug. Sinds lang is de cellist niet zoo vurig toegejuicht, met dat meesterschap van enthousiasme, hetwelk wij zeer zelden kennen. Toch is Hekking niet meer dezelfde kunstenaar van vroeger, zooals de klank van zijn instrument niet meer dezelfde schijnt. Er lag vroeger meer blauw in den toon, dat teruggedrongen werd door een zilverig grijs-en-bruin. Men zou haast zeggen, dat Hekking zijn geluid te veel componeert met oboi d'amore en Corno inglese timbres. Het is melancholisch en min of meer smartelijk zonder de vreugde der schoonheid; hij zong vroeger een anderen weemoed, den weemoed der jeugd ‘toujours prête à l'extase’, de amoureusheid van muziek en van liefde.
Maar zooals Hekking gisteravond het Adagietto van Saint-Saëns' concert inzette! Eene onbeschrijfbare huivering, de emotie, welke men soms ondergaat van eene groote, fluweelen zoelte, eene zachtheid van geluk in eene onmetelijke, streelende stilte. Welk een geniaal, dichterlijk en poëtisch accent!
Zoo was het hoogtepunt van zijn concert onder Dopper's leiding. Zijne techniek, bij eene dermate nerveuse stokvoering, mocht in het eerste en laatste deel duizelingen wekken, zij was rijk aan zang en betoovering. Ook in deze tegenwoordige phase blijkt Hekking een souvereine meester.