[Mahler Symfonie nr 1, Strauss Ein Heldenleben o.l.v. Willem Mengelberg] (Concertgebouw)
Men heeft afscheid genomen van Mengelberg met enkele ovaties, een langzaam toenemende, ten slotte algemeene acclamatie van den zonder twijfel gevierden dirigent, wien na Mahlers Eerste Symphonie een krans gereikt werd, welke zeker niet van Mahlers vereerders kwam. Wanneer Zondag de Matthaeus-Passion is afgespeeld, vertrekt Mengelberg, die wij den ganschen winter slechts sporadisch en altijd rusteloos hier zagen, naar het buitenland, om voorloopig niet terug te keeren.
Hier zwijgt dus de critiek en niet zonder eenige melancholie, nu alle instanties vóór Mahler, alle instanties tegen Richard Strauss vruchteloos zijn geweest. Het klagen, waartoe wij ons gedrongen achten, wordt dus uitgesteld... Het enkel bevredigende is ons, dat Mengelberg zelf onze teleurstelling moet begrijpen, dat hij zich zelf zal erkennen, wanneer de vreugden van den zomer hem wederom zijne eigene, melodieuze en klare natuur teruggeven, waarvan gedurende de geforceerde winter-reizen niet veel restte, hoe hij de nagedachtenis van Mahler slecht geëerd heeft.
De Eerste Symphonie is, afgezien van de doorloopende onrust, voortreffelijk gespeeld. De dirigent leidde met de uiterste reserve, zonder stok, dit zangrijke, harmonische werk, dat eene apotheose der jeugd genoemd mag worden. De schoonheid dezer getransfigureerde wereld heeft ons vervuld met een brandend verlangen. Zij is een droom van zaligend licht.
‘Ein Heldenleben’, van Richard Strauss, dat wederom te vroeg herhaald werd, ging schokkender, met knarsende, rinkelende snaren, afgebeten, leelijke geluiden, verwoed grijnzende uitvallen, naast eene zeer gedistingeerde lyriek, wier veilheid het geheele componeerende Duitschland van dezen tijd bewijst, naast banale sarcasmen en banale opgeblazenheid; het is volmaakt vertolkt door Mengelberg, uit het hoofd dirigeerend en het virtuoze, klank-schuimende orkest. 't Eenige nieuwe gezichtspunt, waarop wij den lezer zouden kunnen wijzen, is de bijna reactionnaire eenvoud van Heldenleben's rythmiek, bleek en slap bij zooveel quasi-polyphonie, - en de meesterschap, waarmee Louis Zimmermann telkens den viool-solo speelt. Er waren echter zeer langdradige passages in dit symphonische gedicht......