[Strauss Macbeth, symfonisch gedicht, Heinrich Fiedler in vioolconcert van Mozart o.l.v. Willem Mengelberg] (Concertgebouw)
Na eene auditie van ‘Macbeth,’ het eerste symphonisch gedicht van Richard Strauss, zal men beter begrijpen, dat er in de muzikale wereld aartsconservatieven zijn en hen gaarne verontschuldigen. Hoeveel lawaai om niets! hoeveel ordeloosheid, ongebondenheid en geschreeuw! Welke grimassen maakt dit menschdom, wat jankt het, wat is het arm aan bekoorlijkheid, arm aan lyriek en liefde, arm aan muziek! Welk een opgeblazenheid, welke leegte!
Wat heeft zulk een werk nog te maken met muziek? Het is niet modern, het is niet nieuw - maat voor maat opgeschroefde klassicismen en Mendelssohn-tournures in een barbaarsche toonsoort. Dat bij ‘Macbeth’, die toch nog op eene bewoonbare aarde speelt! Macbeth, die toch omwaasd is met een donkerkleurigen, warmen herfst, zooals de meest gruwzame milieus van Shakespeare nog uitzien op een doorzond leven!
Dit werk is gespeeld na een viool-concert van Mozart en wie zal Mengelberg's aanpassingsvermogen niet bewonderen? Wie zal de lijdzaamheid der hoorders niet bewonderen, die dit kabaal dulden na die zachte sensatie en betooveringen, de gelukkige melancholie, teederheid en scherts van Mozart? En wij zullen er tevreden mee zijn, dat Macbeth niet het minste succes had, wat ten minste nog een blijk is van wat goeden smaak en beschaving. Mengelberg moge voortgaan de grootste meesters van dezen tijd te verontachtzamen, hij zal zich vroeg of laat niet zonder bitterheid moeten afvragen, wat hij voor de toekomst gedaan heeft. Want zoo de toekomst voor die meesters is, dan zal men hem niet met veel vreugde of geestdrift herdenken.
Heinrich Fiedler kwam revanche nemen en het is ons niet meegevallen, Fiedler heeft den heelen middag gemusiceerd, alsof hij wilde bewijzen, dat hij eene phenomenale techniek had. Altijd onrustig, voortvarend en nimmer accoord met de tempi van den dirigent. Wij zouden nooit zoo grif toegeven, dat Fiedler de techniek bezit van een meester als na zulk concert, dat hij met veel overmoed heeft gespeeld, doch wij zijn weinig verheugd over de koelheid, den bluf en de achteloosheid, waarmee hij de psyche der meesters lanceerde. Het leek meer eene oefening op 't fleuret, en al is die behandeling van den strijkstok zeer aanbevelenswaardig en gracieus, - een weinig ernst, een weinig poëzie maar, en wij zijn enthousiast. Zoo kwam zelfs Bach er kaal af en wat zou er dus overblijven van de vurigheid en de stille exaltatie van Mozart?
Nochtans bracht het publiek den heer Fiedler de eene ovatie na de andere.