[Mahler Adagietto uit Symfonie nr 5, L. Capet Air en Mozart Symfonie concertante (solisten Lucien Capet en Henri Casadesus), Brahms Vioolconcert o.l.v. Willem Mengelberg] (Concertgebouw)
Om een variant te hebben op den zacht-aan suggereerenden Debussy, den virtuoos der pianissimo-passages en de spinnewebkunst, koos Mengelberg eene symphonie van Haydn, rad van woord, praatvaarlijk, hier en daar buitengewoon vervelend, maar hier en daar ook met glimlachende, zonnige lichtvallen. Het is bij deze composities uit een lang vervlogen tijd echter bijzonder opmerkelijk, dat zij, geconcipieerd voor een troep van 20 à 25 man, tegenwoordig gespeeld worden door pl.m. 60 musici, en dat een dirigent, die in de dagen van Haydn feitelijk niet bestond en als concertmeester eene sinecure had, zich in onze volmaakte eeuw uitslooft, om met vele gebaren en zware aanwijzingen deze onnoozele, primitieve, zoetvloeiende muziek tot de intelligentie te brengen van hoorders en uitvoerenden. De meer bejaarde menschen zeggen dan ook, dat Haydn o.a. bij de hedendaagsche opvattingen geheel verkeerd gespeeld wordt en ik geef hun gelijk. Zoo men enkele kunstenaars niet heroïficeeren, zoo men van sommige componisten geen vertegenwoordigers maken mag van den modernen Duitschen ‘Wil’ en energie, dan behooren daartoe de Weensche klassikers.
Het is een publiek geheim, dat men sinds Januari de Vijfde symphonie verwacht van Gustav Mahler. Doch er moest gerepeteerd worden, om Strauss op de programma's te houden, er moest gerepeteerd worden voor Joan Manèn, voor de Wagnervereeniging, nu weer voor Toonkunst, de volgende week voor Schönberg en Mahler blijft er overschieten ad Kalendas Graecas! En 't is eene bitter-zoete paaiïng zoo'n geïsoleerd Adagietto, dat de dirigent ons gisteravond gaf uit de verwachte Vijfde. Het procédé is misschien aanbevelenswaardig, doch mij dunkt, dat men er tien jaar vroeger mee had moeten beginnen, toen Mahler nog gekampt werd. Dan zou 't echter nòg de vraag blijven of het Adagietto geschikt is om uit de geweldige en grootsche conceptie gelicht te worden der Vijfde. Het is wat week in zijn eenzaamheid en thematisch ook minder belangrijk dan het Andante der Tweede. Dàt weeke wordt eene streelende, romantische bloemenrankheid te midden van het giganten-spel der symphonie, maar tusschen Haydn en Mozart, onorganisch op dit programma, kort en snel voorbijgaand is de keuze van deze verliefde canzona niet te rechtvaardigen.
Het kwartet van Lucien Capet, dat onlangs eene tournée maakte door ons land, heeft overal gespeeld voor leege zalen, het mag dus bevreemden, dat hun aanvoerder gisteravond zulk een triomf behaalde met zijn gezel Henri Casadesus, den altist. Ik heb bij mij zelf betwijfeld of Capet rustig genoeg stond voor deze uitvoering, wijl ik hem onlangs de kwartetten van Beethoven veel doordringender hoorde voordragen, doch bij zulk eene ovatie leg ik mijne eigene bedenkingen het zwijgen op, zelfs nu Capet meende ons het Concerto van Brahms te moeten spelen. Hij gaf toch enkele zeer sublieme momenten in een Air van zijne compositie (die geen succes had!), in de Symphonie concertante van Mozart (voor alt en viool) boeide ons zijn partner Casedesus tenminste door zijn vurig, ingetogen spel en zijn prachtige alt; en al werd het Concert van Brahms onder Capet's voordracht slechts dragelijker, maar niet aangenamer of dieper, Capet vertolkte het werk met zoo soevereine techniek en zoo klaar lichtenden, geestigen toon, dat hij aller bewondering weg mag dragen in het onstuimige applaus.