[Claude Debussy als gastdirigent (2 Nocturnes, Prélude à l'après-midi d'un faune) en als pianist (Danseuses de Delphes, La fille aux cheveux de lin, La puerta del vino); Gustave Doret in werken van Saint-Saëns en Duparc (Aux étoiles)] (Concertgebouw)
Het concert, dat gisteren gedirigeerd werd door den Franschen componist Claude Debussy, is hier, in tegenstelling met Den Haag, gelijk wij lazen in de couranten en hoorden van uitvoerenden, een grandioze triomph geworden voor deze Latijnsche kunst. Want wij accepteeren niet meer het journalistieke begrip exotisch, tenzij er voor de internationale cosmopolieten der dagbladschrijvers geen andere aesthetich rechthebbende natie in Europa mocht bestaan dan Duitschland, of tenzij de traditioneele ontroeringen en aanschouwingen der oer-rassen van Frankrijk, Spanje en Italië voor ons, barbaren en eenzijdigen, het ‘exotische’ mochten vertegenwoordigen.
Wij verheugen ons in dien triomph van Debussy en wij verheugen ons in den voorsprong, welken Amsterdam blijkt te hebben op Den Haag, gelijk het ons voegt! Wij moeten erkennen, dat de uitvoering hier nagenoeg volmaakt was, wederom in contrast met Den Haag, waar Debussy zelfs heeft moeten aftikken. Hier bleef de intensieve stemming dus levend. Maar welk eene ovatie reeds toen de componist optrad! En hoe verheugen wij ons erover, dat deze meester hier zoo talrijke en warme vereerders telt!
Gustave Doret, dien wij hier kenden en bewonderden van beide voorgaande jaren, ging hem vooraf als leider van het orchest. Zijn programma echter was zeer inoffensief: een Marche du Couronnement, van Saint-Saëns, welks grootste verdienste 't is, dat hij in de open, blauwe lucht speelt, op een fellen zomerdag. Naast het Engelsche air (hij werd gecomponeerd ter gelegenheid der kroning van Eduard VII) staan overigens te veel Meistersinger-allures! Aux Etoiles, van den genialen Duparc, een zeer intiem, fijn Nachtstukje, was te kort na den luidruchtigen Marsch, om ons diep genoeg te treffen. Het interesseerde ons evenwel meer dan de Tweede Symphonie, van Saint-Saëns, de onnoozelste, de modieuste en de meest Mendelssohniaansche (twee hoorns!) die hij maakte. Wat deed het werk op dit programma, zouden wij ons afvragen, wanneer de menigte er niet anders over dacht. Nu, zij vond er aanleiding genoeg in om Gustave Doret, die het werk pikant en geestig uitvoerde, enthousiast te huldigen.
Claude Debussy is de tegenhanger van Doret. Doret, energisch, actief, agressief, Debussy zijdelings, passief, innerlijk vlammend en magisch losbrekend, zonder gebaar, zonder pathetiek, doch met een blik der oogen. Zoo speelde hij ook aan den vleugel zijne ‘Danseuses de Delphes’, ‘La Fille aux cheveux de lin’ en ‘La Puerta del vino’: impassiebel, doch rijk aan inwendigen gloed. Zoo dirigeerde hij, simpel, doch duidelijk en af in de gevoeligste nuances, zijne twee Nocturnes (Fêtes klonk onvergelijkelijk!) het Prélude à l'après-midi d'un Faune en eene zeer origineele Marche écossaise.
Debussy heeft inderdaad ‘het pleit gewonnen.’ Wij zelf hebben nooit zulke hevige indrukken gekregen van zijne kunst als heden. Onvergetelijk.