[Georg Henschel Suite uit de muziek voor Hamlet o.l.v. de componist, daarnaast Brahms Symfonie nr 1, Liszt Les Préludes] (Concertgebouw)
Tot de Hamlet-muzieken behoort dus ook die van Georg Henschel, gecomponeerd voor eene opvoering te Londen. Het is wel eigenaardig, dat Shakespeare's meesterwerk tegenwoordig zulke inleidende en verstrooiende muziekstukken noodig heeft voor een zeer zwaar orchest, welks intonaties ik onmogelijk kan vereenigen met het accent van den Hamlet. Want het meest geconcentreerde drama van Shakespeare heeft nog iets geïmproviseerds, een ranke, vrije allure en stel daarnaast de gecondenseerde pogingen, het bovenmenschelijke wroeten van een Henschel, om iets te maken, dat een weinig interessant lijkt. Maar laten we opmerken, dat dit den Brahms-stijl (misschien wel den heelen Duitschen stijl) aangeboren is, daar zijne muziek het dichtst bij den Brahms-stijl staat. Zouden we nog over de verdere kwaliteiten spreken? Gij moet Ophelia kennen of u haar wilgenliedje herinneren of de tragische bloemen in het haar of ook maar het kerkhof en het zachte, verholen weezen. Hello heeft duidelijk beschreven, waarom Hamlet niet voor muzikale illustratie toegankelijk is: wijl de smart in zich zelve krimpt en dit indruischt tegen het expansieve wezen der muziek; maar dit bezwaar valt wellicht, wanneer men een karakter of eene scène zal lichten uit de tragedie. Als ik ten minste aan Berlioz' Hamlet-compositie denk, eene vertolking, welke den dichter waardig is, dan zou ik daartoe besluiten. Doch Ophelia vergezelde het leven van dezen romanticus en in welke relatie zou Henschel staan tot Shakespeare? Wat hij vond leek ons niet zeer belangrijk door zijn Engelsch accent, zijn goedkoop pessimisme en zijne onontkomelijke sentimentaliteit. Alles is wat klam, alles zephiert een beetje te luw en te nat, eene pastorale wordt een salonfähig wiegeliedje,
het is moroos, het kucht van ouderdom, en vooral - alles is aarts-middelmatig, ondanks de geweldige bazuinen en bastuba.
Een krans en wat succès d'estime, want Henschel zelf dirigeerde. Men schijnt het zoover gekregen te hebben, dat Henschel ook aan den dirigeer-lessenaar van het Concertgebouw geregeld gevierd zal worden en het publiek schijnt zich te willen vergissen. Het spijt me des te meer te moeten verklaren, dat ik Evert Cornelis veel liever zie dirigeeren, zoo lang Henschel 't niet beter doet dan hij. En Georg Henschel als dirigent is eene persoonlijkheid, welke men gerust voorbij mag gaan. Zijn aard is zeer beknopt, zijn psyche bezit geen nuances en zijne opvatting der muziek gelijkt die van iedereen. Henschel's manier van dirigeeren kan men zelfs niet aanbevelenswaardig noemen, omdat zijn geest evenmin als zijn gebaren accoord kunnen gaan met de hoogtepunten eener compositie. Daar stremt hij het orchest en onze fantasie, zooals wij weer opmerkten in ‘Les Préludes’ van Liszt. Het gebaar wordt druk, woelig en verliest alle plastiek, alle rythme en expressie.
Voor den tweeden maal kwam Henschel nu overbekende werken dirigeeren en wij vragen opnieuw, waarom het Concertgebouw-bestuur zich deze moeite niet spaart. Zulke dirigent-solisten werken de goede verhoudingen in het muziek-leven slechts tegen en daarenboven zullen al de uitvoeringen van Brahms' eerste symphonie, welke wij dit seizoen verduren, aanleiding geven tot zeer gemotiveerde afkeuringen.