[Alexander Siloti solist in Pianoconcert van Tschaikowsky in combinatie met de Pathétique o.l.v. Willem Mengelberg] (Concertgebouw)
Alexander Siloti, de pianist, die gisteren optrad met het concert van Tschaikowsky, heeft alles op zijn hand en neemt ook allures aan alsof hij alles op zijn hand heeft. Zeer joviaal in zijn optreden, sterk Duitsch geaccentueerd in zijn familiariteit tegenover orkest, dirigent en publiek, studentikoos tegenover alles en tegenover het werk, bijna niet au serieux te nemen, eene cabaret-verschijning in wezen en in optreden zonder fijnere beschaving, maar... eene ongelooflijke techniek. Ik heb in een circus een man met drie hooge hoeden zien goochelen, wat, zooals men weet, gebeurt op maat der muziek. In een duizelingwekkenden kring zweefden die hoeden door de lucht en bij elk fortissimo van het orkest, bij elken groote-tromslag dus, viel er een op het hoofd van den goochelaar. De virtuositeit van den man was wonderbaarlijk bij het snelle tempo, doch de virtuositeit van den dirigent even aanzienlijk. Niet anders staat het met Alexander Siloti. Hij heeft de koelbloedigheid en den bluf van deze grappenmakers, de noten zijn voor zijne natuur slechts afgemeten woorden, wier gecompliceerdheid men zoo vaardig en zoo amicaal mogelijk aan den man moet brengen. De tien vingers van Siloti hebben dat verbazende krachtsevenwicht en egale gespierdheid, zijn aanslag is lam geworden en vlak, omdat hij de heele techniek volmaakt kent, zijne houding tegenover het werk onverschillig en zeer hooghartig, omdat hij het zoo eenvoudig onder den knie heeft. Zie hier eene moderne verschijning: een musicus-bon-vivant, een goedleefsche, uiterst voortreffelijke pianist voor wien de geheele muziek een materialiteitje geworden is. Wat kan er dan van zijne waardigheid overblijven? Waar zou de psyche moeten beginnen bij dezen techniker die een nonchalante automaat wil zijn? Welk accent zal dit gemoed aannemen bij zoo rampzalige, ongeweten verwoestingen?
Siloti is het type ‘der Ewige Jüngling’ van de Duitschers. Waarom hij Tschaikowsky's concert als een klein amusement, als een café-chantant-aardigheid opvat is daarmee verklaard. De Rus is geen Leipziger, geeft geen aanknoopingspunten met de Leipziger school en voor de tegenwoordige Duitschers, die de moderniteit denken te doorleven in de voortzetters van het Leipziger conservatisme en philistereigenschappen (Strauss, Brahms, Reger), is Tschaikowsky reeds lang een overleefde, wien men slechts blasé tegemoet kan komen. En vooral wijl in Tschaikowsky's muziek nog wat poëzie, sentiment en menschelijkheid leeft.
Willem Mengelberg moge Siloti waarschijnlijk hoogachten wegens diens buitengewone vaardigheid, hij zal wel zoo goed zij om zijn aesthetische beschouwing niet te volgen. Mengelberg is een ras-musicus, want hoe zou hij het anders uithouden bij zooveel reizen, zooveel trekken en dus zooveel - handwerk? Mocht Siloti Mengelberg's warme temperament bezitten en zijn naïef pathos! Dat pathos hield wederom de Pathétique staande van Tschaikowsky en wat is er anders interessant in dit werk, dat dirigent en uitvoerenden wederom een groot succes bracht?