[Mendelssohn Vioolconcert (solist Michel de Sicard) – herhalingen van werken van Strauss en Mendelssohn o.l.v. Willem Mengelberg] (Concertgebouw)
Zou de heer Michel de Sicard eene ‘partij tegen zich hebben’? Men herinnert zich wellicht nog 't geval-Heinrich Fiedler, die zich openlijk in de bladen moest verdedigen, toen hij ontslagen werd als hoofdleeraar in 't vioolspel aan het Amsterdamsch Conservatorium, Fiedler, den altijd-geprezene, wiens plaats de Sicard nu bekleedt. Om deze reden echter zou de nieuwe leeraar deze zeer gereserveerde ontvangst niet verdiend hebben en 't zou ons trouwens verwonderen, als een hedendaagsch publiek tot zooveel parti pris in staat was. Men scheen echter te oordeelen, dat een Heinrich Fiedler b.v. het concert van Mendelssohn veel beter gespeeld kon hebben dan de nieuwe solist, en, ons dunkt, dit oordeel is niet onbillijk en niet onrechtvaardig. In toon-zekerheid muntte de heer De Sicard niet uit en de cadens o.a. uit Mendelssohn's concert bevatte menige pijnlijke passage. En ook elders zag men de wenkbrauwen der hoorders onrustig en verrast omhoog trekken. Doch wat den toon zelf betreft, mij schijnt, dat deze uiteraard moest bevallen. Ziehier wederom het internationale timbre: zuiver, licht, glad, zeer koel, zeer positief, zeer nuchter, het timbre van een leeraar, die wenscht, dat zijne leerlingen zoowel te Sint-Petersburg, te Peking en te Nizza, als te Stockholm, te New York en te Madrid ‘geplaatst’ kunnen worden, het cosmopolitische, overal gangbare timbre, toon, die de waarde heeft van een onvervalschten chèque. Wanneer wij dit in de eerste plaats bestrijden bij de verschijning van den heer De Sicard, dan volgt van zelf de voordracht, en de voordracht, plus stokvoering, toont geen andere noch betere qualiteiten. Zij zijn in wezen onartistiek en onmuzikaal. Wij willen de pedagogische eigenschappen van dezen violist niet in twijfel
trekken, doch meenen, dat hij niet als solist moet optreden. Wij kunnen het Amsterdamsch Conservatorium, dat, hoewel eene Hollandsche instelling, voor zulk bijzonder vak als de viool, maar geen landgenoot kan vinden om het te onderwijzen, desnoods gelukwenschen met deze nieuwe autoriteit, doch we kunnen niet genoeg verzekeren, hoeveel genoegen ons deed den heer Zimmermann weer even te hooren in de korte viool-soli van Strauss' ‘Tod und Verklärung’.
Dit werk is door Willem Mengelberg met veel brio vertolkt, maar het wordt leeger en leeger. Wij huldigen alleen de uitvoering en zeggen het voortreffelijk ingespeelde stuk gaarne vaarwel. Zoo ook Mendelssohn's Vierde, welke, met sommige andere werken, waarlijk te veel een refereintje wordt op de Concertgebouw-programma's.