[Diepenbrock Lydische Nacht (Gerard Zalsman, declamatie en zang), onder leiding van de componist – Mahler Symfonie nr 4 (Gertrud Förstel, sopraan) o.l.v. Willem Mengelberg] (Concertgebouw)
Pas is te Parijs, voor 't eerst door een Fransch orkest, Mahlers Vierde symphonie gespeeld, waarbij eene programmatische verklaring gedrukt werd van zekeren Wilhelm Ritter, die in deze compositie de muziek hoort van een vader, waarin hij het vroegste leven en de vroegste gratiën van een eerstgeboorne aanschouwt. De critici, tuk op ideeën, spraken over Berceuse variée (gevarieerd wiegeliedje) de eene noemde zoo het Andante, de ander den sopraansolo; het publiek, begeerig naar het schoone, heeft 't werk met buitengewoon enthousiasme verwelkomd.
Wij, Amsterdammers, die inderdaad in vele opzichten de muzikale cultuur van Europa vooruit zijn, wenden ons van den aanvang aan de scherpe en subtiele anguren van den commentator Alphons Diepenbrock en wij vereeren het werk, dat daar eene bovenaardsche beteekenis en schoonheid krijgt, niet minder geestdriftig.
Het is geen geringe zaak in 't kleine te voldoen en in 't groote, en Plato's verlangen, dat dezelfde kunstenaar een blijspel en treurspel kunne schrijven, wordt hier op even zonderlinge als buitengewone wijze verwezenlijkt. In werkelijkheid vereenigt deze symphonie leed met vreugde, rouw met geluk, 't hangt slechts af van het temperament, hoe 't de stemming zal weerkaatsen.
Mengelberg gaf van de Vierde gisteren eene zeer meesterlijke vertolking. Wij hoorden nimmer zulke verfijnde, verrassende karakteristiek, in zoo melodieus gedragen psyche. Soms van verbazingwekkende realiteit, gelijk schellen en piccolo's, maar altijd bekoorlijk, altijd betooverend; eene vertolking wier miniatuur wij even hartstochtelijk bewonderden, als den gloed.
Mevrouw Gertrude Foerstel zong den sopraan-solo. Ik kan mij verbeelden, dat de muziek en vooral het adagio, haar overstelpte, zoodat zij wat aarzelend inzet. Ik kan 't me echter ook verklaren door een geniaal berekende mise-en-scène. Want de laatste strophe
‘Keine Musik’ ist ja nicht auf Erden’
groeide tot eene geheel ongekende ontroering, eene gewaarwording van geluk, welke ontstelde, een verparadijsd gevoel, een hemelsche wijding.
Zij is eene meester-zangeres en waren de meerendeels onbeduidende liederen van haar repertoire niet volkomen overbodig?
Ja, vooral na zulke indrukken! Zeldzame virtuositett, zeldzamen, gouden klank en een zeldzaam aanpassingsvermogen. Wij waardeeren reeds genoeg! Hield het ons niet terug (noodeloos!) van Diepenbrocks ‘Lydische Nacht’?
De vereerders bleven, de andere helft ging weg, voldaan en misschien vermoeid, doch de vereerders hebben den componist en de reproductie naar verdiensten gehuldigd.