[Beethoven Ouverture Egmont, Vioolconcert (solist Louis Zimmermann) o.l.v. Willem Mengelberg] (Concertgebouw)
Dat Louis Zimmermann een gelukkigen middag had zal misschien niemand bevestigen, doch wij, Nederlanders, weten onze meesters te eeren; wij scheppen gaarne eene renommée en huldigen haar dan nog liever, want wellicht gaat de bewering van Emerson, dat alle tijdgenooten van den Corsikaan kleine Napoleons waren en zich geestdriftig weerspiegeld zagen in den grooten Napoleon, op voor elke eeuw en elke verschijning. Het strekt Zimmermann toch tot geen geringen roem, zich de personificatie te mogen achten van het Concertgebouw-publiek der Zondagmiddagen, gelijk het voor ons een behaaglijk genoegen is, ons zacht te spiegelen in onzen eigen vertegenwoordiger. De streek van Zimmermann mag nog wat te knetterend aanzetten gedurende de heele uitvoering, een aantal nootjes buiten de bereiken vallen, daar blijft altijd het sentiment, de visie, de voordracht, om welke het gaat en waarin we ons eigen ik zouden meenen te vinden. Dat begroeten wij met handgeklap, met ovaties, met een sierlijken krans. En Beethoven is altijd eene revelatie, of hij dan gespeeld wordt als Bruch, als Brahms, hij blijft meesleepend. Het mag een grooten triomf geacht worden voor een genialen componist als hij twee der populairste werken van de negentiende eeuw, die nòg standhouden, letterlijk en volledig anticipeert. Zooals men nu bij honderdduizenden voorbij de ‘Mona Lisa wandelt en het schilderij eerbiedig toeknikt’ alsof men bewijzen wilde, dat zelfs in onzen modernen tijd de meesterwerken van schoonheid vorstelijke eer eischen en desnoods krijgen, zoo defileert men voorbij de composities van Beethoven, en zij veranderen niet van allure, zij blijven jong en rijk van ziel, troostend van schoonheid. Men mag Beethoven zelfs spelen gelijk men wil of gelijk men gewoon
is.
Louis Zimmermann, die het vioolconcert zeer verdienstelijk uitvoerde op zijn fraai instrument, beleefde zeker een zijner belangrijkste successen. Het is ook lang geleden, dat men in het Concertgebouw zóó overstelpt werd met melodieus geluid, want bij dezen tijd van het jaar schijnt eene stagnatie in de programma's te hooren. Daarbij kwam nog de hevige Egmont-ouverture onder Mengelberg's levendige en felle leiding als uiterst goed-gekozen introductie tot het viool-concert; wij worden gestemd gelijk men instrumenten stemt. In die lijn paste echter geen Schumann (het eenige idée-fixe, dat Mengelberg hier en op al zijn reizen demonstreert als een slechte critiek op den smaak van zijn publiek) en wij woonden die hardnekkige vierde symphonie reeds te dikwijls bij, om er nog nieuws van te kunnen verwachten.