‘Gysbreght van Aemstel’ (Paleis voor Volksvlijt)
Bij deze opvoering van Royaards merkte ik dat er vlugger gezongen wordt dan gesproken, en dat de voorstelling pas te kwart over twaalf eindigde, ligt waarlijk niet aan de reien. De literatoren kunnen er zich geen idee van maken, welk eene marteling de intonatie van Gysbreght en zijne medespelers is voor de ooren van den musicus; het dreunt hem ten laatste in 't oor, hij krijgt hartkloppingen, hij hoort niets dan vocalen, snerpend als sirenen, ziet alexandrijen als spoortreinen, tot hem de heele schouwburg in het hoofd gonst.
Welk eene manie, om, alsof men in een antiek amphitheater stond, de verzen te galmen met het geweld van een scheepsroeper, terwijl de hoorder vlak bij zit. En er werd niet alleen vlugger gezongen dan gesproken, men heeft ook zachter gezongen dan gesproken! Daarbij is gedurende de eerste drie bedrijven de zaak onafgebroken in het donker gebleven en het leek me ten laatste als waren we in een enorm droom- (of slaap)huis.
Zoo stapelde directeur-regisseur Willem Royaards alles op om het drama onaangenaam en langdradig te maken. Ik voelde ten laatste eene onverwinlijke dofheid en moet erkennen dat ik liever een wandeling maak van zes uren, dan van acht tot halfelf te zitten in dat spiritistisch halfduister onder die waarlijk visionaire wildernis-geluiden van al de heeren declamatoren.
Het orkest kwam gedurende dien tijd evenmin van zijn stoel, evenmin als de dirigent, als het publiek. Dit is niet in de eerste plaats een aanslag op hun uithoudingsvermogen, doch op hunne muzikaliteit en het verwondert me dat de musici het zoo magnifiek trotseerden, want ook de orkestruimte werd in 't donker gezet! Het schijnt dat Royaards 't heele drama zooveel mogelijk als schemerige droom wilde spelen, maar wij moeten hem waarschuwen op deze wijze zeer ongemakkelijk te droomen; hoe weinig zijn al die misterieuziteiten bovendien in harmonie met zijn accent!
Zoo was het! maar toch moet ik niet verzwijgen zeer groote indrukken gekregen te hebben van de muziek. Welk een vertroosting vormen de reien na elk lang bedrijf! Welk een genoegen als iemand na de kapel-scène op u afkomt (een fanatieke letterkundige!) en zegt dat deze voor hem de hoogste emotie was en de hoogste volmaaktheid van mise-en-scène, de hoogste eenheid met Vondel! Welk een genoegen verder Alphons Diepenbrock te zien dirigeeren! Het accent, het diepste timbre vibreert in zijn stok, welke met het soberste gebaar de verborgenste wending en ziel der melodie voorteekent.
Op die wijze bereikte de allerfijnste orkestratie haar schoonste licht en haar schoonste schaduw. Hekking impressioneerde me vroeger heviger in zijn cello-solo van 't slot-bedrijf, doch dat is me te duidelijk. Culminatie-punten leken me ditmaal de geagiteerde ouverture en de hymnische Rei van Edelingen. Vergis ik me in de meening dat de componist dezen zang langzamer nam dan vroeger?
Bij den uittocht waren regisseur en orkest niet geheel in overeenstemming, de fout school echter op 't tooneel, waar Royaards' merkwaardige discipline minder heerschte dan vroeger. Zalsman speelde en zong wederom Bisschop Gozewijn, Musch de Bode, van Praag een slechte copie van Musch, Vosmaer de Spie, van Ollefen Willebrord, Mevr. Royaards-Sandbergen de Badeloch.
De Reien, welker bezetting men reeds heeft kunnen lezen in dit blad, klonken schitterend en Alida Loman, de primaria, verscheen ten laatste op het tooneel, met Royaards, onder vele toejuichingen. Alphons Diepenbrock is te midden van het Concertgebouw-orchest gehuldigd met een krans.