[Beethoven Eroica, Romance in F en Vioolconcert nr 3 van Saint-Saëns (soliste Renée Chemet) o.l.v. Willem Mengelberg] (Concertgebouw)
Mengelberg's reproductie van de ‘Eroïca’ symphonie bracht geen bijzondere of ongekende emoties, hoewel vele détails van het werk door zeer persoonlijke onderstrepingen uiterst op den voorgrond traden. Het Scherzo is gespeeld ‘détaché de la pointe’, met de punt van den stok in plaats van ‘sautillé’, met het midden van den stok, gelijk men 't altijd gehoord heeft. Men onderging in zoo verre het effect van deze verwisseling, dat het Scherzo de helft langzamer genomen leek, een effect dat voor de helft berustte op werkelijkheid (het is geen gemakkelijke passage voor de punt), voor de helft op schijn, want in iedere instrumentatie-leer kan men lezen, dat de punt eleganter, doch minder licht klinkt dan de ‘Springbogen’. Voor het elegante evenwel is dit phantastische Scherzo niet gecomponeerd en waarom men het zwaarder zou maken zie ik niet in. Het moet dus eene proefneming genoemd worden, welke in se zeer prijzenswaardig is, doch die niet gelukkig slaagde. Een ander détail heeft me evenmin verheugd. 't Vorig jaar gebruikte Mengelberg voor de Finale vijf hoorns, ditmaal speelden er zes. Daar dit pure kracht-ontvouwing is, mogen wij het niet goedkeuren. Het hoogste bereikt een kunstenaar wanneer hij het miniemste gedeelte van de techniek zijner kunst kan ondergeschikt maken aan het idee. Hier echter werd het idee, dat heerschte, ondergeschikt gemaakt aan eene nieuwe techniek. Bij de passage, waar de zes hoorns intraden, bestaat er niet 't minste gevaar, dat men de hoorns niet hoort, zelfs al zaten er slechts twee. Iedere versterking is dus overdadig, het resultaat nihil en de vraag rijst of de finale van 't laatste deel tot de rest niet in leelijk-onevenwichtige verhoudingen komt. Dit is een verschil van smaak, de eenen zullen het majestueus, monumentaal of grandioos
noemen, de anderen barbaarsch.
Mevrouw Renée Chemet speelde Beethoven's ‘Romanze’ (in F groot) en het derde concert van Saint-Saëns. Haar toon en voordracht zijn door en door vrouwelijk en ge weet, wanneer eene artiste in vervoering is of eene diabolieke passage speelt, 't zij eene Lady Macbeth of eene Goneril... altijd vleit zij en de achtergrond blijft rozig en zeer liefelijk. Dit in aanmerking genomen behoort mevr. Renée Chemet tot de buitengewoonste violisten. In 't eerste deel van Saint-Saëns had zij 't ongeluk, dat bijna doorloopend de a-snaar ontstemde, hetgeen vooral in de cantilene hinderde. De overige deelen waren meesterlijk, vooral de teer-zachte Canzona, charmante inventie van den componist, blauw als een oud schilderij. De violiste had een spontaan en enthousiast succes.