[Tournemire Symfonie nr 3 o.l.v. Evert Cornelis] (Concertgebouw)
Eene symphonie van Charles Tournemire. De componist heeft orgelconcerten gegeven te Moscou, hij heeft de klokken gehoord, de klankvolle, die de eerwaardige stad herscheppen in een onmetelijk carillon, hij zag de zonnevuren schitteren in de weerkaatsende koepels, de berendansen-vroolijkheid van het Russische volk, de melancholie der grenzenlooze vlakten. Deze symphonie ontstijgt een aroma van het eeuwige Rusland, en Moussorgsky, wanneer hij ‘moderner’ had gedacht, meer in den trant van Debussy, zou haar hebben gekozen als achtergrond van zijne opera's Boris Godounof en Khovantchina; ook daar spelen het Kremlin, Moscou en hare klokken eenzelfde rol in de Russische mystiek.
Ja, de opzet, het programma, doet even denken aan een resumé van 'n Moussorgsky-tekst. De doolaards, die door het gelui gewekt en geroepen worden tot het licht, dragen de ziel der raskolniki, de oude geloovigen van het oude Rusland. Men zegt, dat Claude Debussy de essens van zijn stijl te danken heeft aan een toevallig verblijf in Rusland, - Charles Tournemire vond er [een] boeiend en waarschijnlijk origineel onderwerp. Niemand zal tegenspreken, dat Evert Cornelis in de keuze van dit werk een gelukkigen greep deed.
Ik zie deze compositie na de uitvoering inderdaad als een verhevenheid van licht, boven den grijzenden berg der stilte; eene korte apocalyps, eene opvlamming als het magnesium-licht der photographen, een moment van glans en fel geluid uit de grauwe duisternis. Het is een effect geweest, een experiment in het Rijk der Hemelen, en deze transfiguratie van een oogenblik zal ons meer onvergetelijk blijven als aardigheid of als vertelseltje dan als levenslange gloed of levenslang merkteeken, gelijk wij gewild hadden. Dit is de schaduwkant van deze symphonie, dat zij, in plaats van de impressie als uitgangspunt te nemen, voert tot impressie, een beetje moeizaam, en bij de impressie stil blijft staan. Zoo weerlicht het hoogtepunt bliksemsnel voor onze oogen, doch doortrilt ons niet. Mahler verstond het beter om zijne hoorders te dompelen in bovenaardsche afstralingen.
Het verwondert me dat Charles Tournemire bij de Gouden Poorten bleef steken, doch onverklaarbaar is het niet. Heeft men een menschelijk geluid gehoord in deze symphonie? Ik geloof het niet. Men ving tenminste geen melodie op en ik kan mij een menschelijk geluid niet anders denken. Zelfs het Andante-thema maakt meer den indruk van een slechtgelukte contrapuntische tegenstem dan van een melodie. De rest der thematische gegevens noemt men het gemakkelijkst en het best ‘figuratie’.
Hier componeert een meester, die uit het principe van Franck's stijl de verste consequenties getrokken heeft: ‘het gegeven doet er niet toe, de verwerking is hoofdzaak’. Maar wanneer Franck een praegnante melodie noodig had dan vond hij ze ook. Tournemire nu, wil met een materiaal, dat tot dusverre gebruikt is tot karakteriseering, tot herschepping van de reëele en onbezielde wereld, de irreëele benaderen en binnen dringen. Dit is hèm niet gelukt.
In zooverre stemt ook Debussy af van Franck, al schijnt dit op 't eerste gezicht een parodox, dat hij eene van César Franck's gevaarlijkste hoedanigheden tot middelpunt nam zijner nieuwe psyche. In zooverre zijn ook Debussy en Tournemire stamverwant. Er treffen Debussyaansche kleuren en wendingen, de psyche is eigenlijk dezelfde, doch overgebracht in eene andere school. Debussy echter spreekt hartstochtelijker en inniger, Tournemire zegt alles uit de verte. De eene is subjectievist, de andere het tegendeel. Zoo is Debussy ten slotte nog kinderlijker en naïever dan de min of meer schoolsche Tournemire: Hij geeft het wezen der dingen, terwijl de andere slechts den reflex geeft.
Men luistert overigens met buitengewoon genoegen naar Tournemire's symphonie! Zij ontroert maar zelden ondanks haar verregaande klaarheid en eenvoud, een eenvoud dien men na volgende audities misschien armoede zal noemen; ondanks de volstrekte afwezigheid van alle directe inspiratie boeit de muziek. Zij dankt dit aan een voortreffelijk dramatische mise-en-scène. Te midden der grijze, zilverige kleur valt plotseling een roode of blauwe toon der trompetten snel voorbijgaand, te midden eener nevelige melopee van een hoorn uit de verte, schertsen de strijkers een geestig col legno, schimmige klanken en rhythmen.
Alleen het Andante bevat enkele passage's, die me wat al te droog lijken en soms al te grijs geïnstrumenteerd. Maar de klokken van Moscou, het heilige Moscou, welke eene verblindende sprankelingen van licht en toon tegelijk!
Moge Evert Cornelis, die bijna dirigeerde met Franschen slag, het werk herhalen op een volgend concert. Misschien komen wij tot betere conclusiën, misschien vindt het werk ook enthousiasteren bijval. Wie met Tournemire's opvattingen accoord gaat zal hem het meesterschap in ieder geval niet ontzeggen. Hij beheerscht zijn stijl gelijk men dit in den laatsten tijd slechts gewoon was van Duitsche academici.