[Kan Mozart gedramatiseerd worden? Reprise van de Symfonie van Franck o.l.v. Evert Cornelis] (Concertgebouw)
Onlangs is men in Duitschland op de gedachte gekomen om Schiller's drama te ‘vermenschelijken’ en het menschelijke timbre beviel den toeschouwers beter dan de geharnaschte hexameters en hunne Don-Quixote-rythmen. Te Berlijn heeft men 't vorig jaar iets dergelijks beproefd met de Matthäus-Passion van Bach en het werk interessanter trachten te maken door het te dramatiseeren. Het is nog slechts verwonderlijk, dat men deze zeer prijzenswaardige verbeteringen niet toepast op de andere werken van Bach. Willem Mengelberg, die de Duitschers in de dramatiseering der Matthäus-Passion reeds een tiental jaren voorging, dirigeert een Suite van Bach op een wijze, die hemelsbreed verschilt van zijne opvattingen, welke in de vertolking van het Oratorium tot uiting komen; om welke reden? Beide werken werden geschreven in denzelfden stijl en bijna in denzelfden geest. De eenige geldige grond zou kunnen voortkomen uit de voorstelling, welke men zich maakt van de Achttiende eeuw. Maar wie durft beweren, dat hij de veelzijdige Achttiende eeuw van buiten kent? ‘Werthers Leiden’, ‘Wilhelm Meisters Lehrjahre’, ‘Wilhelm Meisters Wanderjahre’ en ge hebt een beeld: lees de Mémoires van D'Aponte, den tekstdichter van Mozart, en ge hebt een ander, geheel verschillend; lees de Mémoires van Casanova en het beeld verandert opnieuw; de geschiedenis van een Lodewijk XV verdraait wederom de impressies, tot ge ten slotte van het leven van Bach niets meer begrijpt. En wij gelooven natuurlijk niet, dat men de Achttiende eeuw intuïtief kan doorvoelen, zelfs al ging de stelling op, dat onze tijd slechts een voortzetting, eene meer proletarische copie is, over de ruïnen van het Romantisme, eene bedriegelijke copie van de Achttiende eeuw. Zoo men zich dus niet tevreden acht met een klassicistischen Bach, een emotieloos verstarden, een gehexameterden, een pedantesken, een vervelenden
Bach, dan blijft er slechts over hem simpel weg te vermenschelijken.
Wij hadden dit eigenlijk verwacht van Evert Cornelis, die Donderdagavond de Suite in d-groot speelde. Hij had de Gavotte even levend kunnen maken, even boeiend, even interessant als een Scherzo van Bruckner. Waarom koos hij den gewonen stijl? Zoo wordt Bach de eenheid zonder verscheidenheid, het tegendeel van wat men ons als kenmerk van schoonheid doceert. Het eenige wat in dien nieuwen stijl nog een weinig zou passen is de voordracht der Aria. Deze is ook spontaan toegejuicht. Zij was ook de eenige, welke het kleurlooze geheel, dat de dirigenten niet schijnen te willen ontwijken bij Bach, even en verkwikkend brak.
Dan zou men ook kunnen vergen, dat Mozart gedramatiseerd werd. Mozart, de componist der onsterfelijk levensvolle opera's, Mozart, de componist der hartstochtelijke, gemouvementeerde harmoniek, Mozart, die talrijke verbindingspunten geeft met het Hongaarsche, gepassioneerde rythme en hunne sidderende melodie! Waarom Mozart altijd minutieus, ijl, in den zin van spichtig, waarom onbezield, methodisch en, ondanks alle spichtigheid, zwaar en onbeweeglijk? Mozart, op wien Wagner niet schroomde zijn beroemd rubato toe te passen!
Maar tot welke consequenties zou dat kunnen voeren! Die opstormende toonladders der bassen, uit het inleidingsadagio (gelijk men het effect ook vindt bij Beethoven, de Zevende o.a.), zou geïntoneerd kunnen worden door een dirigent met misschien te veel phantasie, gelijk de kreunende onstuimigheid der bassen uit 't eerste deel van Mahler's Derde. Wat doet 't er toe? Het is immers niet onmogelijk, dat Mozart iets analoogs voorzweefde? Laten sommige stukken aanvankelijk verliezen aan rust, behaaglijkheid, gelijkmatigheid (men wende er wel aan als de toon rank bleef en melodieus) hoe zouden daarentegen stukken als het Trio winnen door een ontroerende, instinctieve intonatie! Of het donker-zangerige Andante met zijn fel-dramatische tegenstelling.
Belooft ons Evert Cornelis meer voor dezen winter (wij bedoelen den inhoud der programma's) dan 't vorig jaar? De symphonie van Franck is een gelukkige reprise. Dit werk verblijdt altijd en evenzeer wegens zijne doorzonde instrumentatie, 't zij schel lichtend uit de magnifieke trompetten en bazuinen, 't zij omfloerst door de diepe, warme schaduw van Franck's buitengewoon origineele houtblazers-tinten, als door de meesterschap der compositie en den rijkdom der vinding.
De symphonie had een belangrijk succes.