[Pianoconcert nr 2 van Brahms (soliste Elly Ney-van Hoogstraten) en eerste uitvoering in Amsterdam van Bruckners Symfonie nr 3, o.l.v. Willem Mengelberg] (Concertgebouw)
Men heeft Elly Ney-van Hoogstraten in Duitschland de Brahms-priesteres genoemd. De pianiste voelt zich nu niet alleen meer geroepen tot Brahms, zij voelt zich ook geroepen tot priesteres en men zal dit niet zonder ‘gemengde gevoelens’ constateeren. Het lag tot dusverre niet in de lijn van Brahms' kunst, van den componist, die door Rudolph Louis een ‘geboren oude-vrijer’ genoemd is, eene soort Astarte te maken, meenden wij, welke men huldigt met heksen-sabbats-gebaren. Maar leve de monderne evolutie! Men zal Brahms allengs wel een ‘demonisch’ kunstenaar gaan heeten, er valt niet aan te twijfelen, als men ziet hoe ook het demonische evolueert. Laten we Elly Ney-van Hoogstraten feliciteeren met hare emancipatie, welke Brahms niet aantrekkelijker maakt. Want nooit heb ik hem opgeblazener gehoord.
Zij speelde als Sibylle. Dikwijls kreeg ik den indruk, dat zij een spiritistisch tooverdrankje zat te brouwen, dat ze eene heks wilde lijken uit Macbeth en men duide me niet euvel, dat de pianiste me toch maar de Pythonisse scheen eener water-en-vuur-nering. Elders viel zij een weinigje in zwijm na eene vervoeringsvolle en vermoeiende passage, waar zij op een tooverbezem door het luchtruim reisde. Elders streelde zij de toetsen als eene Walküre, die haar paard roskamt. Dan weer scheen zij een gepassioneerden minnaar in de armen te vliegen. En nog andere zeer positieve impressies wekte zij op, allemaal reminiscenties van de courante Duitsche litteratuur of van den Duitschen schilder Böcklin. Mevrouw Elly Ney-van Hoogstraten speelde geen piano, doch acteerde piano en wij moeten dus wel nota nemen van dit persoonlijke in haar optreden. Hoeveel Jaques-Dalcroze zou hier in 't spel zijn? De virtuoze is van goede gestalte en de plastiek was in orde. Zoo Alma Tadema nog leefde en er toe te brengen ware geweest, om zijn antieke mondaniteiten te vervangen door twintigste-eeuwsche, dan had hij in mevrouw Ney-Van Hoogstraten het geschikte model gevonden. Misschien zou dat een welkome verbetering zijn geworden in de reclame-platen der piano-verhuurders en pianola-fabrikanten.
Laten we veronderstellen, dat het de moeite waard was om te zien: een beetje in den trant eener Salome (elke Duitsche Salome is een geëmancipeerde burgerjuffrouw) en wat sterk sensualistisch aangedikt, alles te zamen dus wat bioscopisch en zeer reëel. Was het ook de moeite waard om het te hooren? Hoe antipathiek me Brahms moge zijn en de manier van spelen der pianiste, ik kan niet nalaten hare buitengewone techniek te huldigen, die nog veel virtuozer is dan het pantomimisch record van mevrouw Elly Ney-van Hoogstraten. Ik schrik van de toonladders en études, waarmee zij de buren moet geplaagd hebben, voor dat zij het tot deze automatische hoogte bracht. Doch ook hier blijven wij in de materieele sensaties en wanneer ik deze techniek huldig, wil ik niets anders roemen dan een sportieve overwinnig, eene zeer bewonderenswaardige, doch die met natuur, artisticiteit, geest etc. niets heeft uitstaande. Evenmin als het tweede concert van Brahms.
Welk een eindeloos werk! welk een woestijn! welk een dorre wereld! En met welk een genoegen reken ik me tot de ‘oppervlakkige bazen’ van 1859, die Brahms' eerste concert vervelend vonden, leeg, troosteloos, en het misnoegen opwekten van Joachim, gelijk ik weer lees in het programmaboekje. Wat zou er verder over te schrijven zijn? Ook hier moet men zijn tijd afwachten.
Veertig jaren nadat Bruckners Derde symphonie gecomponeerd is, wordt het werk hier voor 't eerst uitgevoerd. De zaal, welke overvol was tijdens het concert van Brahms, liep gedurende het meesterwerk van Bruckner tot drie-vierde leeg. De drie-vierden van het publiek dat bleef, hebben de compositie, door Mengelberg gedirigeerd, buitengewoon enthousiast verwelkomd. Het kader van een Brahms-concert is niet geschikt om eene Bruckner-symphonie te bespreken, daarom verdeel ik 't verslag liever in tweeën.