The London String Quartet (Concertgebouw, kleine zaal)
Er heeft zich te Amsterdam gevormd een ‘Comité voor Engelsche Concerten in Nederland’, aangemoedigd door het succes van de Société des Concerts français te Londen en hare zustervereniging ‘the British Concert Society’ te Parijs, om zoodoende te trachten ‘in Amsterdam de Engelsche en te Londen de Hollandsche muziek meer bekend te maken’, zooals de circulaire luidt, welke men op de achterzijde van het programma vond afgedrukt. De lezer moge zelf oordeelen in hoeverre hij eene dergelijke ‘muzikale beweging’ nuttig vindt voor ons land en in hoeverre hij haar pure tijdverspillerij zal achten. Onder de Nederlandsche componisten zal wel een Homerisch gelach van voldoening opvonken, want hunne werken, welke men hier niet uitvoert, zullen aan den anderen kant van de Noordzee uitgevoerd worden en een even genadig applaus vinden als het geïnviteerde quartet met zijne export-waar. Wij onzerzijds kunnen voor het plan niet zoo snel warm loopen. Het Londensch muziek-leven zal er zonder twijfel door winnen aan belangrijkheid wanneer ons Stedelijk Quartet daar op gaat treden, het Amsterdamsche muziek-leven echter is met geen enkel Engelsch quartet, met geen enkele Engelsche compositie gebaat en wanneer er in onze stad menschen rondloopen met zoo groote liefde voor onze muzikale cultuur, dan zouden wij hen gaarne ter overweging geven om de oogen eens wat beter open te doen. Zij bemerken dan zeer waarschijnlijk, dat er vrij wat gewichtiger dingen te stichten zijn.
Een sentimenteele avond! Het lag gedeeltelijk aan het concerteerend quartet, voor 't meerendeel aan de muziek. Het jonge ensemble is goed van rythme, van samenspel, goed van temperament, maar de cello-toon is wat droog en de eerste violist strijkt wat dik, Amsterdamsche violisten noemen dat ‘zeeperig’. Voor de rest niets dan lof, waarbij we echter opmerken: lof der middelmatigheid, want het viertal (de uitnemende altist afgezonderd) heeft geen enkele praegnante hoedanigheid, en hier ter stede worden elk jaar strijkjes opgericht met niet geringere capaciteiten.
Maar de muziek! Werk van J.D. Davids, Frank Bridge, H. Waldo-Warner (de altist van The London String Quartet), Joseph Speaight en Percy Grainger. Laten we erbij voegen, dat de heer Percy Grainger zitting heeft in het propaganda-comité van The Dutch Concert Society en dat hij de eenige Engelschman is.
De muziek! Wij wenschen Groot-Brittanje geluk, dat het uit de cosmopolitische anarchie in de kunsten deze universeele monotonie, intellectueele eenheid en zulken onverdeelden stijl heeft weten te redden, doch betreuren ten zeerste, dat zulke muziek hier geïmporteerd wordt. Het leek eene manifestatie van kleingeestigheid, van ‘Schlamperei’, van vooroordeelen, van myopie en van onmacht. De kwartetten klonken goed over 't algemeen, maar welk een idiotisme van vorm, wat een geliefhebber van onmuzikale componisten, die tien bladzijden schrijven, wanneer ze konden volstaan met tien maten, hoe slaperig echoot dat alles in den hoorder! Onophoudelijke aanloopjes voor zij tot een slot geraken, altijd door twee thema's, voortdurend òf de eerste viool òf de alt, meestal de eerste viool. Slechts één stukje waarin een beetje leven, een beetje phantasie rilde: Eene Fantasy in D minor, ‘Puck’, denkelijk een paraphrase over het personnage van Shakespeare. Maar hoe gemakkelijk valt het phantastisch en geestig te zijn met gedempte violen! Men heeft er ten minste met genoegen naar geluisterd en de klanknabootsingen van trompetten en bazuinen con sordini waren niet onverdienstelijk.
We weten niet of er veel Engelschen waren onder de niet talrijke hoorders. Er was veel snobisme. Wat de magnifiekste Fransche quartetten niet overkomt in ons land: een weinig gulle waardeering, dat vond dit middelmatige Londensche strijkkwartet. Applaus na elk der deelen, iets wat we nog nimmer zagen gebeuren, zelfs niet op een nationaal muziekfeest. Wij constateeren dit niet zonder leedwezen, want van een werkelijk succes kan natuurlijk geen sprake zijn. Het zou trouwens een parodie moeten heeten.