[Bruch Penelope's Trauer uit Odysseus (Meta Reidel, Alt, Vioolconcert van Beethoven (solist Bram Mendes) o.l.v. Cornelis Dopper] (Concertgebouw)
Het behoeft geen grief te worden tegen de solisten-matinees van Kerstmis en Paschen, dat zij maar weinig artistiek voordeel brengen, d.w.z. nooit eene persoonlijkheid releveeren of eene belangrijke verschijning, want ook de concerten, welke niet met dit doel gegeven worden blijven in dit opzicht meestal onvruchtbaar. Het is de hoofdzaak, dat er iets goeds vertolkt wordt. Bram Mendes nu, een eerste violist van het Concertgebouw-orchest, kwam met het Beethoven-concert, mejuffrouw Meta Reidel, die 't vorig jaar reeds optrad, met aria's van Händel en Max Bruch, en dit vormde de laatste uitgezonderd, een interessant programma. Dit was een vereischte; beide executanten immers zullen zelf het best weten, dat zij niet voorbestemd zijn tot solisten, de heer Mendes ondanks zijn voortreffelijk spel, mejuffrouw Reidel wegens gebrek aan psyche, terwijl de violist ons niet den drang schijnt te hebben zich de lasten van een solist op den hals te halen, de zangeres daarentegen tegen den draad in, en zelfs voordat hare stem voldoende ontwikkeld is begon hare jacht naar de faam. Hadde zij de durf, de energie en het fanatisme eener kiesrechtbetoogster, eigenschappen, welke de meeste musiciennes missen en door niets weten te vervangen!
Er is verder weinig op te merken. Waarom speelde Mendes de cadenzen van Joachim, welke absoluut buiten den stijl van Beethoven vallen? Ze zijn ondenkbaar zonder Schumann en vooral zonder Brahms, wat reeds genoeg bewijst voor onze meening. Er komen een paar passages in voor, welke Beethoven levenslang niet geschreven heeft, noch zou hebben willen schrijven, omdat ze onmuzikaal zijn, wrange klanken in deze apotheose der melodie en der welluidendheid. Het instrument van den violist was bij deze cadenzen en elders ook wel eens een weinig te veel ontstemd, zoodat men af en toe in de sfeer der derde-tonen verplaatst werd. Zooals men weet denkt Schönberg, met wien zijn kop sterke overeenkomst heeft, daar nog niet ernstig over na. Mendes trouwens zou er waarschijnlijk niet voor te vinden zijn om Beethoven zulke perspectieven te assimileeren. Zijne opvattingen der melodie staan evenwel onder invloed van den modernen stijl en men behoefde slechts weinig phantasie om nu en dan te denken aan Wagneriaansche contouren, voornamelijk uit de Meistersinger. Inderdaad bezitten de thema's van dit viool-concert hier en daar dezelfde eigenschappen, 't onbreken van gepuncteerden rythmus en de voortvloeiende fluïdieke geluidstrooiing.
Het vioolconcert heeft ons geboeid en insgelijks de meeste hoorders. Terwijl 't andere jaren vier of vijfmaal gereproduceerd wordt stond het dit jaar nog niet op de programma's en deze omstandigheid gaf het nieuwe expansie. Het boeide ons zoodanig, dat wij den ouden heer niet opmerkten dien we in de zaal de Leonore-ouverture (het slotnummer) [zagen] gesticuleeren. Hij mag zeventig jaren geweest zijn naar schatting en niet alleen zijn enthousiasme, doch ook zijne opvattingen ontroerden ons en 't was een zeldzaam genoegen om ze te vergelijken met die van den dirigent Cornelis Dopper. De pantomine van den grijsaard tooverde ons inderdaad in een anderen tijd. Uit het gebaar zijner handen spraken de fijne nuances der melodie, het lichte, zwevende en het quasi-rubato van streek, dat noch de violisten van heden noch de dirigenten vertolken en wij konden 't hem aanzien, dat de klank van vroeger ook zonniger en goudener moet geweest zijn. Er lag in dezen grijsaard, die de muziek meeleefde op eene wijze, gelijk wij ze slechts uit Mémoires kennen van zestig jaar terug, toen de hoorder met meer liefde en minder bijgedachte in de vertolking scheen te verzinken, nog eene andere evocatie. Wij vroegen ons af of de meesters onzer jeugd over zeventig jaren, welke [moet zijn: weer] zulke geestdriftige aanhangers zullen hebben en twijfelden. Een koningschap zooals Mozart en Beethoven 't verkregen na hun dood is zelfs voor Wagner, de onwankelbare, die alleen tegenspoed en tegenkanting doorstond, wijl hij zeker wist dat hij de heerscher over de universeele muzikale wereld zou worden, ondenkbaar gebleken en zijn weinige waardige opvolgers bezitten nog veel minder autoriteit.
Mejuffrouw Meta Reidel was zenuwachtig wat hare muzikaliteit scheen te belemmeren, de dictie misvormde en het geluid vooral in de hoogte, welke zij het minst beheerscht, aanmerkelijk reduceerde. Daardoor kreeg hare voordracht ook iets wezenloos' en automatisch', hetgeen in betrekking tot haar niet zeer interessant programma buitengewoon hinderde. De aria uit Händels ‘Samson’ kwam wegens [deze bezwaren niet] tot expressieve waarde, wat jammer was voor dit Italiaansch geïntoneerde stuk en de lijdelijke herhalingen er van verzwaarde tot monotonie. De Aria uit de ‘Odysseus’ van Max Bruch (Penelope's Trauer) bezit allerlei heterogene hoedanigheden, van welke geen enkele agressief en geen enkele van Bruch is behalve het summum van compilatie, dat men hier gewaar wordt. Men leert er echter uit, dat Odysseus’ avonturen de componisten blijven interesseeren. De laatste opera, waartoe ze aanleiding gaven is van Gabriel Fauré, onlangs met een zeker succes vertoond te Parijs. Zij is allicht belangwekkender dan het stuk van Max Bruch.