[Mozart Sonate voor orgel, Tournemire Poème voor orgel en orkest (solist Evert Cornelis), Dukas L'apprenti sorcier en Haydn (Militär symfonie) o.l.v. Cornelis Dopper] (Concertgebouw)
Het orgel verliest in de concertzaal natuurlijk zijne romantiek en iets van zijne individualiteit, het wordt een orchest-instrument, wanneer 't met zooveel reserve, klaarheid en orchestrale overwegingen wordt geregistreerd door Evert Cornelis. Om beurt verving 't bij Mozart de fluit, de klarinet, de hobo en een eigenaardig effect bleef niet uit, daar men de spelers immers in 't orchest zag. Mozart schijnt deze orgelsonates, welke Cornelis voordroeg, om dezelfde beweegredenen te hebben geschreven als Viadana zijne eerste monodieën. De oude mantuaan zag, hoe erg dikwijls de zangers niet op hun post waren en dat vele kerken een volledig koor niet konden bekostigen, zoodat meer dan eens de ontbrekende stemmen in motetten of missen van de Palestrina's dier dagen werden vervangen door een instrument. Mozart zag misschien tekorten in de Rococo-orchestjes van zijn tijd; een goede clarinettist of hoboist was toen waarschijnlijk ook in Ultima Thule te zoeken, evenzeer als nu, terwijl men genoeg violisten vond om een accompagnementje te strijken. De impressies zijn behoorlijk en innig; 't is een zeldzaamheid als men tegenwoordig zulke muziek op orgel hoort, wat enkel nog gebeurt in afgelegen dorpen, waar een poëtische en fanatieke vereerder van Mozart zijn zangerige adagio's speelt als offertoria. Behalve het spel heeft Cornelis echter de verdienste van een geestige en waardevolle inval door ons te herinneren aan een der ontelbare keerzijden van Mozart's goddelijk genie.
Een van Berlioz' boutades, welke in onze muziek-beoefening niet meer opgaan, is zijne vergelijking van orgel en orchest met Paus en Keizer, eene middeleeuwsche toespeling! Want de samenwerking wordt hoe langer hoe uitnemender, ondanks de vermeerdering van timbre's in 't orchest en den vermenigvuldigenden rijkdom van claviaturen on registers. Wij gelooven ten minste, dat er noch aan het evenwicht der twee massa's, noch aan hunne sonore individualiseering iets ontbrak in het ‘Poème’ van Charles Tournemire, den opvolger van César Franck achter de blaasbalgen der Parijsche Sainte Clotilde, waar vele groote meesters den nauwen trap opstrompelden en de plaats begiftigden met eene mooie traditie. Welke meesterschap toont Tournemire inderdaad in dit soort van instrumentatie! Wij hoorden nooit een concerteerend instrument met zooveel logica en effect zwijgen en weder intreden als hier het orgel, waarmee Tournemire manoeuvreert als met eene solo-viool. Met welk eene zorgvuldige geleidelijkheid wordt na elk intermezzo, 't zij de inzet van het orgel, 't zij van 't orchest voorbereid! Wat de muziek zelf betreft: Tournemire is leerling van César Franck en nooit heeft een meester zulk een aantal verschillende psyches en karakters onder zijn beheer gehad als deze naïeve, die slechts één geloof en ééne schoonheid kende. Wanneer men van de hedendaagsche muziek vooruitgang vraagt en moderniteit, dan voldoet dit ‘Poème’ maar matig. Er komen enkele timbre's in voor, die analogieën bezitten met Debussy, maar een organisch verbindingspunt treft men nergens aan. Misschien noemt men deze muziek in Frankrijk conservatorium-stijl, welke dan, in tegenstelling tot den Duitschen grandiose eigenschappen telt, niettegenstaande de oude rythmische formules en de ononderbroken beweging, welke een langzame betooveringsmacht uitoefent. Maar hoe weinige organisten ontkomen aan de
onafzienbare traditie der generaties? Schrijft Anton Bruckner, de vereerder van Wagner en de hernieuwer der symphonie, niet dikwijls contrapunten, wier ouderwetsche allure van vreemde bekoring is? Tournemire heeft zulke hoedanigheden in anderen vorm. Zijne inventie zweeft met de zorgeloosheid van een Bach, een brillant effect is hem niets waard, praegnante ideeën zoekt hij niet, maar hij musiceert met een kinderlijk fanatisme, waartegen men zich niet lang verzet. En allengs wordt het enthousiasme wakker ondanks den componist, die tegen elke oplaaiïng schijnt te strijden, door zijne hoogtepunten o.a. buitengewoon kort en voorbijgaand in te voeren en af te breken. Franck was vrijgeviger met de genereuze emotie en de onweerstaanbare elan, maar overigens heeft Tournemire's psyche de gelijkluidende resonans van zijn leermeester en zijne schoonheid treft ons. Wij vergeten dus, dat hij, harmonische vrijheden daargelaten, op denzelfden basis staat in plaats van een vervolg te geven op de nieuwe intonaties van Lekeu b.v., die nog in het ijle klinken, en wij zijn zeer nieuwsgierig naar ander werk van dezen componist. Misschien vindt Evert Cornelis hier een gemakkelijken weg om zijn répertoire uit te breiden. Wij behoeven niet te zeggen, dat hij als solist een groot succes behaalde met het ‘Poème’ van Tournemire, die zich onder zijne hoorders bevond, wat de geestdrift niet weinig verhoogde.
Dit concert, onder leiding van Cornelis Dopper, is een der gelukkigste en aantrekkelijkste van dezen winter. Dopper heeft eene voorliefde voor de Militaire Symphonie van Haydn en voor Franschen genre-stijl als ‘L'apprenti sorcier’ van Dukas, welke op zijn programma's meermalen voorkomen en een der geestigste werken zijn van de litteratuur. Het valt lichter om verwantschappen na te speuren tusschen Haydn en Dukas dan tusschen Dukas en Tournemire, hoe paradoxaal dit moge lijken. Wanneer Haydn of Beethoven of Mendelssohn het hoofdthema gevonden had van ‘L'apprenti sorcier’, zij zouden het niet klassicistischer hebben verwerkt en uitgeput dan Dukas onze tijdgenoot. 't Eenigste verschil vormen de actievere visie, wat men impressionisme noemt, de magnifiek aangewende bekkentremolo's, de moderne harmoniek, een gering détail, en de overige instrumentatie. Exuberante clownerieën van fagotten en contrafagot (waar de rusten niet 't minst bijdragen tot het komisch effect!) vindt men ook in de eenvoudige partities der oude meesters, wier humor dikwijls extravaganter is dan de Eulenspiegeleien van een Richard Strauss. En de sonnerie, als de tooverbezem, in tweeën geslagen, tweevoudig werk doet en het huis overloopt van water, waarmee der alte Hexenmeister wordt ingeluid, heeft geen andere physionomie dan eene fanfare van Mozart. Het is evenwel een ongeëvenaard stuk, dat lang applaus won, teveel voor Dopper om het niet te deelen met zijn orchest, dat den prachtigen klank gaf. Dukas geeft hier de humor van den humor en overtreft verre Richard Strauss, gelijk de academismen van Tournemire een veel artistieker timbre dragen dan de brave Duitsche muziek. De militaire symphonie is een van Haydn's werken, die het verst in de toekomst blikken, een der voorloopers van Bruckner en Mahler, eene compositie met vele Beethoven-accenten, die, wanneer de groote trom, de bekkens en triangel met intentie geslagen worden en in verhouding
tot het primitieve orchest, een onvergetelijken indruk maken. Doch gelijk er in de voordracht van Haydn's en Mozart's melodieën langzamerhand onwenschelijke modificaties geslopen zijn onder invloed van 't melodisch deficit en de massale overdrijvingen der moderne school, zoo schijnt dit gebrek aan stijlgevoel ook de virtuozen van het slagwerk, den onovertrefbaren paukenist uitgezonderd, te overmeesteren en Haydn's instrumentatie verliest hare poëzie en wordt log. Welk een praefiguratie schuilt er overigens in dat zangerig andante in verband met het adagio van Mahler's vierde: het doorbreken van den stralenden klank en het signaal als een hartstochtelijk Veni! Wij mogen Dopper voor deze symphonie wel afzonderlijk danken.
Onder de uitvoeringen der volgende week signaleeren we den Gijsbreght van Aemstel bij Royaards, met de muziek van Alphons Diepenbrock in zeer voortreffelijke bezetting op Dinsdag 18 Februari, onder leiding van den componist.