[Ravel Rhapsodie espagnol, – werken van Weber, Moussorgsky, Liszt, Max Vogrich en Berlioz (Ouverture Le roi Lear) o.l.v. Evert Cornelis] (Concertgebouw)
Vincent d'Indy, schrijvend, dat César Franck, toen hij een krantenartikel becomponeerde uit den Figaro (in de oorlogsdagen!) de eerste was, die proza illustreerde met muziek, vergiste zich, want ook hier kreeg Rusland, waar Berlioz een voorspoedigen oogst zaaide, terwijl hij dit rijk bereisde, een aanzienlijken voorsprong op het muzikale Frankrijk. Modeste Moussorgsky, in vele opzichten een barbaar, in vele anderen een genie, componeerde immers een opera op den onveranderden tekst eener komedie van Gogol. Hoe gaarne zou men hem een voorganger noemen van Charpentier en Debussy, de meesters, die het proza hebben verheven tot poëzie! Maar er is zooveel rudimentair en naïefs, zooveel versteend vermoeden in plaats van verwezenlijking, zooveel oer-natuur, harde lijn, weinig détail in het kunstenaarsschap van deze rapsode in militairen dienst, zooveel volkskunst welke hij wist te behoeden voor de traditie van het intellect en die voor moderne hoorders dezelfde bekoorlijkheden bezit als 't Nibelungenlied of de Edda, een wild en stamelend accent, zoo weinig cultuur ten laatste, dat men de verbinding Moussorgsky-Debussy niet mag wagen en sommige analogie enkel kan uitleggen als gezichtsbedrog. Wanneer men Claude Debussy ooit reduceert tot het temperament van Robert Schumann (wij weten niet of men daartoe zal geraken noch of er voldoende reden toe bestaat), wat niet zijn techniek, doch zijn somnabulistisch psyche schijnt te voorspellen, als men eenmaal den telescoop zoo fel en zoo ver richt naar de einders van de tegenwoordige menschheid, wat zal er dan overblijven van een Moussorgsky. Waarschijnlijk de reputatie van een Neidhardt anderen phantastischen en hevigen bard. [Want naast] deze hoedanigheid had deze Rus, zelfs in [de suite] der opera Chowantsky, welke Evert Cornelis op zijn programma nam, eene sanguinische vitaliteit en hartstochtelijke levensvreugde, die tot het verleden behoort en misschien aan de toekomst,
doch geenszins aan de hedendaagsche componistenschool.
Na de Rhapsodie espagnole van Maurice Ravel gehoord te hebben en ons Debussy herinnerende, werden we niet weinig getroffen door den volgenden passus van Léon Bloy; ‘La France ne veut plus ni de Paix, ni de Guerre, ni de Gloire, ni de Beauté, ni de quoique ce soit qui donne la vie ou la mort. Elle veut, en sa qualité de maîtresse et d'exemplaire des nations, ce qui n'a jamais été voulu par aucune décadence: la parfaite stupidité dans le mouvement artificiel et automatique.’ Verbeeld u dat wij ons door de feiten gedwongen zagen, deze woorden te beschouwen als exegese der modernste muziek? En hoeveel teekenen zijn er niet, welke er ten duidelijkste op wijzen, dat de nieuwste richting, die der grauwe epigonen, zich op weg bevindt naar de kunstmatige en automatische beweging, naar het diaboliekste van alle surrogaten: 't surrogaat van den geest en het leven! Een Fransch tijdschrift (S.I.M., dat kort geleden d'Indy en Debussy aanwierf als vasten criticus) publiceerde enkele werken van Hongaarsche auteurs, vrienden van Arnold Schönberg, met een waarderend bijschrift. Een dezer ging niet verder dan de diaphonieën van Hucbald (negende eeuw!) en componeerde een stuk in louter quarten-parallellen! (Geen wonder, dat Schönberg onwrikbaar aan het meer en meer bestreden organum gelooft, quasi dan wijl theoretici 't aanvechten, een eigenaardige bewijsvoering!) Een ander gaf een berendans, op zoo ongelooflijk dom en stompzinnig thema, dat wij 't liever gehouden zouden hebben voor een raadsel der sfinx, dan voor 't accent van een middelmatig mensch. En om de universeele en volmaakte stupiditeit te toonen, welke talrijke geesten in onze dagen aantast, ‘le mouvement artificiel et automatique’, de zonderlingste verschijning welke zich openbaarde in de geschiedenis, behoeven we niet een buitenlandsch te zoeken.
Ten onzent heeft Daniël de Lange, wiens wetenschap terecht op prijs wordt gesteld, de partituur uitgegeven der ‘Lioba’, een dramatische scène door Frederik van Eeden. Wij zullen geenszins spreken van armoede aan ideeën, armzaligheid van psyche, we zouden misschien te ver gaan. Het is immers de vraag of de kanker, welke wij boven signaleerden, daarmee iets heeft uitstaande. Kortom, de componist de Lange forceert alles wat omtrent die kwaal bekend werd, hij overtreft Maurice Ravels ‘Prélude à la nuit’, van 't begin tot 't einde gebouwd op één motiefje, hij overtreft Bela Bartoks ‘Berendans’! In ‘Lioba’ en in vele werken van tijdgenooten, zien wij den Ostinato der achttiende eeuw herrijzen, gedrochtelijk, pterodactylisch, onafwendbaar, afschrikwekkend en naakt. Eene naaktheid, welke de achttiende-eeuwers maskeerden, eene zielloosheid, welke in de twintigste eeuw erbarmelijker en meer en meer demonstratief wordt tentoongesteld. Men vraagt zich niet zonder angst, waarheen dit voeren moet. Doch wat wilt ge? Napoleon is gevallen en omgekomen, wijl hij de achttiende eeuw heeft willen amputeeren en denkt ge dat Beethoven, Berlioz, Wagner en Bruckner daarin geslaagd zijn, onbewust hetzelfde willende? Wat is ten slotte de reden, dat Gustav Mahlers muziek zoo weinig populair blijft? Wijl de geniale antagonist is van dien kleingeestigen tijd, welke in eeuwfeesten en sympathieën zijne renaissance viert.
Laten we geene harde consequenties trekken: Mahler is dood, zijn werk wordt weinig opgevoerd en van wat tegenwoordig gecomponeerd wordt, staan de uitingen der moderne Fransche componisten in ieder geval het dichtst bij de schoonheid, en deze illusie zullen we voorloopig behouden, Cornelis dankende voor elke gelegenheid, die hij ons geeft om dieper door te dringen tot de psyche dier mysteriën. Zijne magnifieke reproductie van Bruckers negende Symphonie moesten wij tot onze spijt missen en des te levendiger genoegen deed 't ons, hem te zien terugkeeren met een buitengewoon belangrijk programma, een bijna volledig perspectief in de kunst onzer periode. Een ongemeen succes viel hem niet ten deel, hoewel zijne praestaties in Moussorgsky's suite en in Ravels Rhapsodie 't ten volle verdienden. Welke lenige tempi en welk een sensitief rubato! Maar een Memento Mori van zekeren Max Vogrich, van wiens biographie wij niets weten, scheen soporifiek te vallen op het enthousiasme, dat Moussorgsky gewekt had. Dit Memento Mori is eene andere versie van Max Schillings' Hexenlied en speelt in een Trappistenklooster der Lybische woestijn, waar een jonge monnik, gedood door de ‘Askese des Ordens La Trappe’ op sterven ligt en: ‘noch gedenkt sein Geist der Freuden, nicht des Todes, noch wüten seine Leidenschaften’. Het is zeker jammer, dat deze zeldzame belangstelling van een componist (!!) in de Trappisten-orde, in de religie en in de laatste uren van een monnik, muzikaal zeer slecht geslaagd moet heeten. Wreekt zich hier een zeer laffe profanatie en een goedkoop dilettantisme? De opzet reeds doet het vermoeden, want wie krijgt het in zijn hoofd om zulk een onderwerp te behandelen voor.... viool-solo en orchest?
De verwerking der stof valt nog erger tegen, de ideeën zijn spaarzaam, bleek en phtysisch, zelfs de tamtam geeft geen kleur aan de vale dorheid dezer heesche partituur, waar enkele Gregoriaansche intonaties (een onexpressieven miserere nabootsend) zonderling verdwaald lijken. En bovendien de concert-allures der solo-viool! Had Sam. Swaap ze beter kunnen spelen? Waarschijnlijk. Want eene zenuwachtigheid scheen zijn streek, welke niet sterk resoneert van nature, kwalijk te beinvloeden, en bij ongeluk miste zelfs o.a. de slotnoot: ‘Schon steht er im ‘Licht’! Kunnen we daarenboven de techniek van den heer Sam. Swaap eeuwig prijzen? Wanneer zal er eens wat temperament spreken uit zijn spel, temperament, dat bij deze compositie misschien onmogelijk was, maar verlossend zou geklonken hebben!
Evert Cornelis begon met de ouverture ‘Beherrscher der Geister’ van Weber en sloot met een gepassioneerde reproductie van Berlioz' King Lear. Kortheidshalve zwijgen wij over ‘Der Tanz in der Dorfschenke’, een van Liszt's vele Mephisto-uitbeeldingen en vermelden, dat men den dirigent Donderdagavond zal hooren als solist op 't orgel, een instrument dat hij magistraal bespeelt.