Boekbeoordeeling
L.Adr. van Tetterode ‘Twaalf kinderliedjes’ met pianobegeleiding. Volksmuziek-uitgave van de Caecilia-bibliotheek en uitgevers-maatschappij
Tusschen kinderliedje en volksliedje wordt het onderscheid hoe langer hoe flauwer. En levensverschijnselen in aanmerking genomen als de buitengewone populariteit van Speenhoff's liederen, waarvan het muzikale accent onbeschrijfelijk lallend, geestloos en drenserig is, kan men die toenadering tusschen volks- en kindermuziek verklaren uit de verergerende ouwelijkheid van die twee brokken der menschheid, welke zooveel sympathieën met elkaar gemeen hebben. De muziek staat in het nauwste verband met den tijdgeest en de cultuur. Het blijkt dikwijls in de geschiedenis, dat de andere kunsten, die oogenblikkelijk heerschten, een nieuwe phase van de psyche der wereld voorbereidden, terwijl de muziek de feitelijke beelden weerkaatst. Terwijl, bij voorbeeld, de Italiaansche humanisten en overige kunstenaars reeds lang kruisten maar de regionen der achttiende eeuw, volgde de geheele muziek nog de wetten van het scholastische princiep. Wie dan ook de ontzaglijke verandering nauwkeurig wil constateeren, het intreden der menschheid in een kommervollen, killen winter, raadplege achtereenvolgens het weinige, dat ons rest van Grieksche volksmuziek, Florimond van Duyse's uitgave van middeleeuwsche liederen en een twintigste-eeuwschen bundel! Wat men verheffing noemt, exaltatie, enthousiasme (een woord waarvan wel mag verklaard worden, dat het goddelijke ingeving beteekent!), poëzie en poëtisch sentiment verdween geleidelijk, en het verschil tusschen beide verafgelegen periodes, de minderwaardigheid der onze schreeuwt erbarmelijker dan wanneer men een der groote en teerdere Fransche Chansons de geste uit de middeleeuwen vergelijkt met een hedendaagschen populairen roman. Verwijt het echter den kunstenaars zelf niet, die allen, vier of vijf van de laatste honderd-vijftig jaren uitgezonderd, de vernedering en het materialisme van het verflenste leven ondergingen.
Het zou ons daarom beter schijnen, ter verbetering van den toestand, het oude lied zooveel mogelijk de populariseeren dan nieuwe te componeeren. Onder het ‘oude lied’ verstaan we niet de uitingen van de vorige eeuw, doch van de zoogenaamd ‘barbaarsche’ 1300-1400-1500. De karakteristiekste liederen van dien tijd verschenen nog niet of weinig in goedkoope, toegankelijke uitgaven; Coers' liederboek n.l. houdt zich vooral bezig met het tijdperk, dat na de gegeven jaartallen valt. In Frankrijk geschiedde dat echter wel in vele publicaties. Maar in Frankrijk staat de muzikale kunst nog altijd in contact met den tijd der koninklijke Capetingers, dit hoort men in iedere bladzijde van Grétry, van Berlioz en zelfs van Debussy: terwijl bij ons de nationale muziek, gesteld dan eenmaal dat wij ze bezitten, aanvangt met de invasie van het Protestantisme en den anti-Latijnschen geest. Het blijft daarom twijfelachtig of een propaganda van het middeleeuwsche sentiment nut zou hebben in de Noordelijke provincies. In sommige weinig ‘gecultiveerde’ (!) streken van het Zuiden als de Meijerij en de Kempen, die zeer aanhankelijk schijnen voor de traditie, welke verder reikt dan de belegering van den Bosch, is het anders gesteld. Doch daar doet men alle mogelijke best om die gelukkige trouw aan het verleden zoo snel mogelijk te knakken.
Van het moderne standpunt beschouwd zijn de kinderliedjes van L. Adriaan van Tetterode vrij goed. De teksten zijn zeer beuzelachtig en onbeduidend en zonder twijfel is het even aanbevelenswaard de kinderen met niets bezig te houden als met zulke en verstandelooze epigrammen. Wat de muziek betreft, daar is de invloed van Hamers reeds merkbaar. De sequens, gelijk Hamers hem veel gebruikt, wijst eenigszins op oncritische factuur en vinding, doch bezit toch ook iets individueels en zooals Hamers hem aanwendt ontmoette men hem bijna niet. Ook enkele melodische wendingen stammen van Hamers. Elders staat van Tetterode onder den invloed van het gewone volkslied No. 3 b.v. ‘Marschliedje’ is rythmisch bijna gelijkluidend met ‘Kobussie, Kobussie, kijk er nog 's om’. No. 5 ‘De Schildwacht’ doet denken aan het Transvaalsch volkslied. Het voornaamste verschil tusschen Hamers en Tetterode is de tekstkeuze; die van Hamers voldoet veel beter. Deze uitgave van Tetterode's opus 61 geschiedde in 2 bundels; de gravure en druk is Hollandsch werk van Gebr. Braakensiek en bij den geringen prijs der uitgave in ieder opzicht loffelijk. Het titelblad mocht duidelijker, aangenamer van kleur en artistieker zijn.