Wanda Landowska. Geertruida Volgel-van Vladeracken. Niel Vogel (Concertgebouw, kleine zaal)
Wanda Landowska is dezelfde raadselachtige verschijning gebleven: men kan zich bij haar spel nauwelijks voorstellen met een levend, voelend mensch te doen te hebben, en toch klinken clavecimbel en muziek zeer spannend. Maar er ligt iets geheimzinnigs over de kunstenares, iets buitengewoon precieus' en breekbaars, waardoor ze uitnemend de ademlooze stilte weet te wekken bij haar hoorders als begon er een goochelaars-séance. De klank van dat gereconstrueerde instrument heeft ook wat avontuurlijks, de veelzijdigheid van effecten is werkelijk onafzienbaar, en wanneer de clavecimbel soms al niet ontroert dan prikkelt hij toch de intelligentie. We kregen van Wanda Landowska den indruk, dat ze sinds haar vorig bezoek buitengewoon veel bijleerde: men hoorde meer op den clavecimbel; er is waarlijk een geheel achttiende-eeuwsch orchest te compileeren uit zoo onbegrensde en merkwaardige timbres. Daarin klinken de oboi d'amore, het zacht-zwevend geluid van een portatief orgel, violen, van welke Landowska vooral goed het pizzicato imiteerde, de ietwat schrillere toon der oude fluiten en ten laatste den wonderlijken clavecimbel zelf; als zoodanig bouwde de Parijsche firma Pleyel een meesterstuk.
In hoeverre men Wanda Landowska, die zachtjes-aan een Europeeschen naam begint te krijgen, moet waardeeren als musicienne, lijkt ons nog niet uitgemaakt en het meest raadselachtige aan hare eigenaardige figuur. Hare techniek is onevenaarbaar, maar de rest? Het mag onmogelijk zijn de Fuge van Bach's ‘Chromatische fantasie’ in een ratelender tempo voor te dragen, over-duidelijke en magistrale stem-voering en lijnen-accent voor zoover 't de fuge betreft moge bewonderenswaardig en uniek zijn, maar men denkt zich bij zulke werken gaarne een nobeler en sensitiever uitdrukking, welke men er immers steeds in ontmoet wanneer men ze leest. Doch in het sensitieve schiet Landowska te kort en het zou de kunst geen goed doen, als er navolgers van dezen stijl opdoken, die den modernen vleugel reeds jaren beheerscht. Zij is geestig, zij heeft een kostbaren aanleg voor pittoreske effecten (waarom wendt zij die echter wel aan in haar magnifieke begeleiding van Monsigny's liederen, doch niet in de composities van Bach, Händel en Scarlatti??), zij bezit een zeer fijn ontwikkeld kleurgevoel, een bijzonderen aanleg voor de vreemdste mengelingen van timbres, maar van een warm, melodisch, gepassioneerd muzikaal leven bespeurt men weinig. Of de clavecimbel die stille bevingen in den aanslag, of het hartstochtelijke accent en de langzame overmeestering van een rythme of een klanken-aanzwelling niet toelaat? We weten het niet. Of beschouwt zij dien tijd te eenzijdig als de rococo-eeuw? Men hield zich toen ook met andere dingen bezig dan met herdersspelletjes en het ensceneeren van pastorale menuetten of pompeuze nymphen-pantomines, waaraan de Lodewijken van Frankrijk ongehoorde sommen gelds verspild hebben! Landowska vergelijke dan eens de opera's van Mozart met zijn symphonieën en geve acht op dit eigenaardige dubbel-leven. In zijne opera's schrijft Mozart een zielsleven op, dat noch Beethoven, noch Spontini of Berlioz in hunne
tooneelwerken bereikt hebben; hij stort alle weelde uit van een vol hart, zijne inventie is zoo waakzaam en intens als men in zijne symphonieën en andere instrumentale werken nooit aantreft; alles is jeugdig en groot en staat vlak bij den Helleenschen geest, - in één woord, het tegendeel van Haydn. Wanda Landowska zal dit onderscheid, niet minder opvallend bij Bach, juister moeten afmikken en niet alle muziek spelen in één stemming, want dan kan zelfs het bekoorlijkste mandoline-karakter van den clavecimbel niet opwegen tegen een langzaam aansluipende monotonie, welke de achttiende-eeuwsche muziek, gebaseerd op zeer enge princiepen, spoedig beklemt. Wij zouden de kunstenares nog kunnen vragen, waarom zij den stijl van Gluck, het tegendeel van Händel (die beweerde dat zijn kok meer van muziek verstond dan de componist der Iphigeeneia's en Orpheus!), geheel van haar répertoire uitschakelt?
Niel Vogel trad in Tartini's Trille du diable op met een leelijk gekleurde viool, (witachtig) niet sterk van toon, en een viola d'amore. Niel Vogel is een van onze voortreffelijkste dilettanten, en we gelooven, dat men hem eer als zoodanig moet beschouwen en waardeeren dan als kunstenaar, hoewel zijn techniek goed ontwikkeld is en hij nog altijd bijleert. Hij heeft een groote liefde voor de kunst, doch 't zij verlaate studie of een tekort aan het artistieke demonische temperament - hij kwam tot nu toe niet verder dan het experiment. Hieraan danken we evenwel een zeer belangrijke kennismaking met de viola d'amore, een verouderd speeltuig, dat eenigen ijd geleden nog gebruikt werd - misschien nu nog - in Fransche opera's, b.v. de Hugenoten van Meyerbeer. Ten tijde van Berlioz leefde er in Parijs zelfs nog een virtuoos op dit weeke, melancholische instrument, dat ieder violist in een veertien dagen kan machtig worden. Niel Vogel voerde een Suite uit van Ariosti, Italiaansch tijdgenoot van Johann Sebastian Bach, een melodieuse compositie voor de viola d'amore en clavecimbel. Het is moeilijk om critisch na te gaan, of de speler alle hoedanigheden van het strijkinstrument recht deed wedervaren, wanneer die viool absoluut in onbruik ligt. Hoe zal men oordeelen over het toon-volumen? De viola d'amore heeft ongeveer den omvang der tegenwoordige alt-viool, maar het ongeveer vierdubbele van haar aantal snaren, - 14 - van welke de helft sympathisch, dit wil zeggen meeklinkende, zonder dat de speler ze aanraakt, wat aan dit instrument zijn neuriënd, mijmerend coloriet geeft. Volgens Berlioz' karakter-definitie van de viola d'amore: seraphijnsch, droomerig, een vervloeiing van het alt-viool-timbre en viool-flageoletten, was de heer Niel Vogel uitnemend in den toon; ook kende hij het instrument volkomen, we zouden haast beweren beter dan zijn gewone viool.
Men bespeurde tusschen de viola d'amore en den clavecimbel een onmiskenbare verwantschap, beider vibratie is gedekt en schemerig; sommige andantes van Bach, waaruit die bijna bovenaardsche vergetelheid klinkt, geven daarvan een mooie reflex. Maar zouden de stemmen van de menschen dier eeuw, de bezitters van dat zonderlinge leven, toen men zachtaardig en stil was, toen men altijd op de teenen scheen te loopen, toen men wel heel bevreesd leek voor de kreten der ziel en der smart, zouden de menschenstemmen ook dat fluweelig en ver accent geintoneerd hebben, van onder hunne pruiken en tusschen weelderige gobelins? De literatuur op dit gebied is niet rijk en men moet zijn toevlucht nemen tot hypotheses en vergelijkingen.
Mevrouw Geertruida Vogel-van Vladeracken kan zich nog niet geheel aansluiten bij den clavecimbel en bij de viola d'amore; zij zingt met humor en met sentiment, maar wat schel, niet hyper-delicaat genoeg; er valt nog te veel licht door dat schemerduister. Landowska neemt ook wel eens een aanloop en forceert het eentonige rythme alsof er zware passen over den vloer dreunen, doch haar eigen clavecimbel tempert die hinderlijke opvaart; mevrouw Vogel beschikt niet over die sourdine, en al is hare stem niet groot, ze klinkt te luid en te levendig, naast die schimmige evocaties van een zeer eigenaardigen tijd.
Hoewel 't niet te hopen is om vele redenen, dat die half-doode eeuw, herleeft, mochten er toch standaard-werken over geschreven worden gelijk er verschillende bestaan, die de Renaissance behandelen. We willen den lezer evenwel een phantastische mogelijkheid voorleggen: verbeeld u dat er uit die liefhebberijen - we zeiden reeds dat Landowska een Europeeschen naam heeft, en het verschijnsel staat niet alleen! - een richting geboren werd als indertijd de Romantiek? Wie weet! Er is technische analogie tusschen Couperin le Grand en Claude Debussy!
Het was alles te zamen een aantrekkelijke en boeiende avond. Monsigny, van wie nu en dan ook in het Concertgebouw bekoorlijke genre-stukjes worden uitgevoerd, werd gebisseerd na zijn Menuet d'Exaudet, onvergelijkelijk geaccompagneerd door Landowska; na de fonkelende sonate van den genialen Scarlatti, die de prachtigst gestudeerde moderne virtuozen nog zeer zware eischen stelt, volgde een toegift. Er was veel publiek en veel toejuichingen. We hopen Wanda Landowska spoedig terug te zien; zij is een kunstenares, die in ieder geval de kennis verrijkt.