Wedstrijd van violen
Hoe elders het muzikale leven bloeit tot in zijn wijdste vertakkingen toont een bericht, dat onlangs uit Parijs kwam. De ‘Monde musical’ had een toernooi uitgeschreven tusschen oude en nieuwe violen, dat eindigde met een overwinning voor den hedendaagschen instrumenten-bouw. De legendarische voortreffelijkheid der Stradivarius- en Guarnerius-werken is zoo verbreid en ingeworteld, dat 't verloop van den wedstrijd de lezers evenzeer zal interesseeren als de onverwachte uitslag, waardoor de onbeschaamde practijken der handelaars in oude strijkinstrumenten, en de vooroordeelen van het publiek en spelers, die tot dusverre enkel enthousiast waren voor oude meesters, hun einde spoedig zullen bereiken.
In 1909 reeds had men dezelfde proef genomen onder dezelfde omstandigheden: instrumenten van tegenwoordige bouwers moesten zich meten tegen de beste exemplaren der oude meesters. Maar de strijd mocht toen als weinig beslissend worden beschouwd, omdat slechts een enkele moderne viool van Maurice Hayot kon standhouden tegen de coalitie Stradivarius-Guarnerius. Maar die gebeurtenis was voldoende om felle polemieken op te wekken tusschen de aanhangers van de eene en de andere partij; en toen een nieuw concours werd aangekondigd, waren alle celebriteiten van den vedel in spanning en met de grootste belangstelling is dit tweede experiment gevolgd; het vond plaats te Parijs, in de Salle des Agriculteurs.
De regeling van dezen laatsten wedstrijd verzekerde aan de deelnemers een zoo volmaakt mogelijke onpartijdigheid van de zijde der rechters: de instrumenten werden gespeeld in het donkere en door kunstenaars, die met de afkomst der violen niet bekend waren en ze zelf niet konden herkennen; van den anderen kant werd iedere viool aangeduid met een volgnummer, dat haar door het lot was toegewezen, en op dat volgnummer brachten de hoorders hunne stemmen uit, zonder dat zij door het merk van het instrument konden beinvloed worden.
Waren zulke voorzorgsmaatregelen niet genomen, dan had die invloed niet kunnen wegblijven, gelijk men ziet uit het volgend feit, dat door de commissie werd medegedeeld:
‘Een zeer bekend violist kwam voor 't begin van het concours de violen onderzoeken in den foyer der Salle des Agriculteurs. De concurreerende instrumenten lagen allen gerangschikt op de tafel en in een oogopslag herkende hij den Stradivarius. Hij nam hem in de hand, bewonderde hem en na een minuut er op gespeeld te hebben, kon hij zijn enthousiasme niet meer bedwingen: “Een wonderbaar instrument, zulk eene viool vindt onmogelijk haar meester...... etc.”
Na deze verzekering gaat de kunstenaar in de zaal; men dooft het licht; de wedstrijd begint. Men hoort nummer 1, daarna nummer 2, en men komt aan nummer 7. “Dat is een Italiaan, maar hij is wat neuzelig,” verklaart onze kenner; en als er gestemd moet worden, weigert hij zijn stem. Welnu nummer 7 was de beroemde Stradivarius, welke enkele minuten tevoren nog een merveille genoemd was.’
Twee lange avonden waren noodig om de acht-en-veertig violen te hooren - Fransche, Duitsche, Hollandsche, Italiaansche, Engelsche of Russische - die aan het toernooi deelnamen. Na een eerste eliminatie hield men twintig moderne instrumenten over, die te strijden hadden tegen zes oude violen van befaamde merken: Stradivarius, Guarnerius del Gesu (de beroemdste dier familie; hij arbeidde van 1725 tot na 1742), Guisseppe Guarnerius fil. Andr., Grancino (waarschijnlijk leerling van Amati; hij werkte van 1665 tot 1690 in Milaan), Maggini (van 1580-1640; zijn instrumenten bezitten een donkeren, warmen toon) en Gand, vader.
Ten laatste viel de overwinning ten deel aan de moderne viool van Auguste Falisse.
Falisse is een bescheiden instrument-maker uit Brussel, en voortaan een beroemdheid. De Franschen kunnen er zich over troosten, dat een vreemdeling den prijs behaalde, want de overwinnaar leerde zijn vak in Frankrijk, te Mirecourt en te Parijs; bovendien bouwde hij zijn instrument volgens de beginselen van een Franschman, dr. Chenantais, die op het gebied een grooten naam heeft.
Dr. Chenantais, die samenwerkt met den vioolbouwer Kaul uit Nantes, kreeg trouwens de tweede plaats op de prijslijst met 422 punten, tegen 423 voor Falisse, en de beroemde Stradivarius, welke nummer 7 droeg, komt pas derde, met enkel 401 punten. De volgende rangen worden zeer levendig betwist tusschen ouden en nieuwen.
Het heeft ons dikwijls verwonderd, dat er juist in een tijdvak (1600-1750) waarin men zoo groot verval waarneemt in de muziek als kunst, de allervoortreffelijkst denkbare instrumenten gebouwd zouden zijn. En al ligt het centrum dier industrie in Italië, het land den cantilene, der coloratuur, van het timbre en van verliefdheid op den schoonen streelenden klank, al viel de periode der vioolbouwers te zamen met den eersten belangrijken oogst der instrumentale muziek (wiens belangrijkheid intusschen niet zoover gaat om een heele school van meesters in de vioolbouwkunst te voorschijn te roepen) het blijft ons verbazen, dat die instrumenten op de markt als alleen goede en niet-te-evenaren gelden. En hoe we ze ook bewonderen - het vooroordeel, dat speculeerende handelaars bij talrijke viool-kunstenaars gekweekt hebben, zal tot zwijgen gebracht moeten worden. Vandaag kan men even klankschoone instrumenten maken als twee honderd jaar geleden. Wanneer nu Falisse cum suis het opdrijven der prijzen maar overlaat aan het utilistisch nageslacht en kunstenaars zijn instrumenten propageeren en bespelen; wij kiezen met vertrouwen zijne partij.