Het Hollandsch strijkkwartet (Concertgebouw, kleine zaal)
Het Hollandsche Strijkkwartet is samengesteld uit jongere leden van het Concertgebouw-orchest: Herman Leydensdorff eerste, Bram Mendes tweede viool, Cor Kint alt en Thom. Canivez, violoncel, van wie we Leydensdorff en Canivez reeds verschillende malen hoorden als solisten. Zij gaven gisterenavond hun eerste uitvoering in de hoofdstad en er bestaat alle reden om hen naar aanleiding van dit eerste optreden, waarbij ze veel bijval vonden, geluk te wenschen.
Er ligt in hun spel iets overstroomend jeugdigs, verlokkelijk overvloedigs, weelderigs, dat we bij geen enkel ander kwartet aantroffen; de melodie deint oneindig van de eene kleur golvend in de andere en dit is zeer bekoorlijk en meesleepend. Er bestond bij deze voordracht maar een gevaar: dat de eenheid van een ‘Satz’ verbrokkelt en wel door de expressie welke violen, alt en violoncel zich beurtelings toeëigenen, we zeggen toeëigenen omdat de aantrekkelijke spontaniteit nog wel een weinig onbeheerscht was voor ‘kwartetspel’ van klassieke muziek. Het is echter een verheugend verschijnsel, dat deze vier kunstenaars ook dit soort ensemblespel op een hooger plan willen voeren, het solistische, en hierom zal men liever de tekortkomingen, hieruit ontstaande, toejuichen dan afkeuren. Zij zullen zelf trouwens 't best weten hoe dit solistische wederom moet verglijden tot een volmaaktere eenheid.
Zij zullen deze misschien nog eer bereiken in moderne muziek. Hieronder verstaan we, behalve Debussy, Schönberg, cum suis, ook de vergeten meesters. Wanneer ‘Het Hollandsche Strijkkwartet’ er kameraadschappelijk een alt bijneemt van het Concertgebouw-orchest, dan kunnen zij het Quintett van Anton Bruckner uitvoeren, een meesterwerk van melodische veelstemmigheid, waarin hun solistische begaafdheid vrij spel heeft. Dit Quintett werd tot nu toe geheel uit het oog verloren en dit is wegens de buitengewone schoonheid der muziek zeer betreurenswaardig. Zoo bestaan er honderden magnifieke composities welke hier bijna nooit ten gehoore gebracht worden; het quartett van César Franck b.v. en vele anderen.
Het is te hopen dat de kunstenaars er eene eer of genoegen in stellen zich boven de overige ensembles te onderscheiden. Zij zullen zoo bijdragen tot den vluggen herbloei van ons muzikale leven, waarvan alle teekenen aanwezig zijn, en zij vinden dan naast groote waardeering eene veel waardevollere belangstelling.
Deze opmerking sluit geenszins in dat hun programma niet de aandacht waard was. Zij speelden opus 29 van Schubert; op. 18 No. 3 van Beethoven en op. 96 van Anton Dvorak. Maar omdat men deze en dergelijke muziek van alle kwartetten hoort, mag men van dit nieuwe ensemble iets nieuws vragen.