[Elgar Vioolconcert (solist Fritz Kreisler) – werken van Beethoven en Strauss o.l.v. Willem Mengelberg] (Concertgebouw)
Toen Fritz Kreisler dezen middag opnieuw het vioolconcert van Edward Elgar voordroeg, moet bij sommigen de vraag zijn gerezen: Hoe leert men de persoonlijkheid van den uitvoerenden musicus? Een gemakkelijke vraag bij naturen als Paganini en zijn antagonist, Joachim, bij Liszt en Chopin, nog gemakkelijker bij straatmuzikanten, die slechts één streek behoeven te doen en men ziet al het karakteristieke en geheimzinnige van hun wezen; maar bij de Kreislers, die het profanum vulgus natuurlijk veel dichter naderen dan een geniale schooier? Het wordt nog moeilijker wanneer Kreisler zijne hoorders voor een dilemma stelt en eene onbeduidende muziek speelt, welke zoo levenloos opwelt, dat het laatste sprankeltje ziel en geest uit den voordrager verdwijnt. Als Kreisler een Mozartje vertolkt of Beethoven, of virtuozen-nummers, waarvan hij zelf volle bundels gearrangeerd heeft, dan ontluikt zijne artisticiteit zichtbaar genoeg in het rythmische overwicht. En Fritz Kreisler is als 't ware de personificatie van het lenige rythme, als hij loopt, als hij staat, als hij speelt, en in de buigingen van zijn hoofd, het is eene wonderlijke plastiek van rythmisch leven. Laten we er echter bijvoegen, dat dit herinneringen zijn van vorige jaren, het was vandaag wat tammer en geenszins gespannen of meesleepend. Hij heeft zelfs, dunkt me, zijn populariteit eene zware proef laten lijden, of liever, hij toonde wat een gevestigde naam eigenlijk vermag, want al kwamen de hoorders niet overvloedig als vroegere keeren en al klonkt 't applaus minder gejaagd, Kreisler kan tevreden zijn over onze gedweeheid en onzen dank na een zoo langdradig en onbeteekenend muziekstuk.
Wat vermag zelfs de brillante gracie van een Kreisler tegenover een compositie, welke voor 't grootste deel is opgebouwd uit phantasieloos en pianistisch figuratie-werk? waarin men hoogstens melodieën vindt, voor elk instrument geschikt, naar 't schijnt, trompet, hobo, contrafagot of klarinet, maar niet voor de viool? Werkelijk dit concert, waarin de aard der viool zoo gekleineerd wordt, is geen compositie voor spel als dat van Kreisler; het is te jammer dat 't er in sterft. Ziehier, bij Elgar, tot welke excessen het Wagnerdom kan leiden, wanneer men 't durft cultiveeren op 't gebied der kamermuziek en enten, nota bene, op Richard Strauss en Brahms. De componisten zijn hardleersch! Hector Berlioz zag al in zijn tijd, hoe de dagen der schistisch concerteerende instrumenten voorbij waren, en dat men in zulke concertstukken naar een symphonische kunst zou verlangen, welke ook de waarde bezit harer inventie en conceptie. Zijn Harold-symphonie overigens had inderdaad de richting moeten aanwijzen voor dit instrumentale genre. Maar... de conceptie maakt den meester. Het lichtvoetige streven der Mendelssohns, Schumannen, Brahmsen, Regers, Bruchs, etc. etc. weegt per slot toch op bij het goede publiek tegen alle genialiteit van Berlioz, Bruckner, Mahler, wier individualiteit en ziel minder menigvuldig zijn en die zich te zeer boven hunne epigonen onderscheiden.
Men zou nog willen vragen of Kreisler immer zoo koel en hartstochteloos speelt; of hoorde dit bij zijne Engelsche muziek? Waarlijk, hij had niets meer van den virtuoos dan zijn elegante pose, en zijn zeer fraaie toon, welks sierlijkheid Kreisler's vluchtig en fijne gebaar wel evenaart. Is dit de tegenwoordige salon-stijl, of de stijl der concertzaal? Er was in ieder geval niets wonderlijks in, niets impressioneerends en allerminst leek dat betooverend.
Het spreekt van zelf dat het ons spijt niets anders van deze Kreisler-uitvoering te kunnen melden, temeer omdat de violist ons meermalen enthousiast stemde. Maar waar vandaan zulke vreemde sympathieën en onverwachte innerlijke verwantschappen? Pablo Casals bijvoorbeeld speelt de violoncel-sonate van Julius Röntgen, voor welke compositie zelfs de Nederlandsche vrienden van den auteur geen hoogen eerbied betuigden, in Londen, Kreisler wordt niet moede dit concert van Elgar door Holland te voeren en hij vertolkte het met niet minder oprechtheid dan de Adagio und Fuga van J.S. Bach voor viool-solo. Doch hier kon de hoorder ten minste, wanneer 't hem lustte, in verrukking raken over de techniek van den voordrager. Waartoe ze dient, dat vraagt men dan niet bij Bach. Het is ook een cultuur-historisch probleem, waarvan we gelooven dat het nog niet is opgelost, welke gril of welke zonderlinge smaak dezen kunstenaar wel dreef, meerstemmige muziek te schrijven voor een liever eenstemmig instrument. Was het de voorkeur voor beperking, voor begrenzing, voor den circulus vitiosus, welke den pruikentijd aanhing en wat men ten overvloede terug vindt in de tallooze fuga's uit die eeuw? Maar de meeste bewonderaars van Fritz Kreisler zijn hier werkelijk in verrukking geraakt, wat wil men als 't waarom er niet toe doet, hetgeen wel billijk scheen bij zoo meesterlijke beheersching en kennis van de geheimen der viool-techniek.
Willem Mengelberg dirigeerde, en desondanks zal de middag ons niet lang in herinnering leven. Het is gevaarlijk een tragedie te willen leggen in Beethoven's Coriolan omdat men daar sterker voelt dan ooit wat een componist voor zweefde, welk een Shakespeareaansch drama, zonder dat hij het in de verste verte kan bereiken en we gelooven, dat een dergelijke suggestie-proeve nooit zal slagen, hoe men Beethoven's rythmiek ook moge verscherpen en klemmen. De Don Juan ‘Tondichtung’ van Richard Strauss, was weer een prachtige uiting van dirigeer-talent, doch de lezer weet, dat we om vele ethische en aesthetische redenen niet kunnen sympathiseeren met dit werk, dat op de planken vertoond een schunnig stuk genoemd zou worden. Is het dit minder als men van den hoorder rechtstreeksche en sensitieve aanvoeling verlangt of wil bewerken? Het vroegere getier der vijanden van Mahler over diens zoogenaamde melodische banaliteiten, deze kenschetsende uitlatingen der Straussiaansche vrienden maken tegenover de platte scherts - moppentapperij! men leze de commentaren! - en goedkoope uitbeelding van poenig sensualisme een komischen indruk en geven eenigen kijk op hun dwaze verblindheid. Het is te hopen dat deze grove kermissmaak spoedig voorbij trekt.