Ilona Durigo en Joska Szigeti [met pianobegeleiding van Evert Cornelis] (Concertgebouw, kleine zaal)
Ilona Durigo en Joska Szigeti hebben beiden toon en temperament, zij munten er zelfs door uit, ofschoon ieder op eigene wijze. Maar Durigo bezit meer rechtstreeksche aanvoeling met de muziek, wat bij Szigeti, een violist, verloren gegaan schijnt.... zoolang hij geen virtuositeiten aanzwaait. Want de Sonate van Tartini werd niet demonisch genoeg gespeeld, of wel te slavisch, dit is te weinig Italiaansch, verheerlijking der schoonheid van het geluid. We kunnen niet gelooven, dat de Italianen uit den tijd van Tartini, Pergolese, Cimarosa, behagen vonden in krassende arpeggiandi, gelijk men ze tegenwoordig van den eenen violist na den anderen hoort; als iemand ze krassen wil, laat hij 't dan zoo duivelsch doen, dat men beeft. De Chaconne van Bach kan men tellen tot de gemaskerden, wier wezen voor allen verborgen blijft, omdat de gemaskerde 't zoo wil. Zij is populair, maar wie verzekert, dat ze niet het vervelendste muziekstuk der wereld is? Men hoort ze voor de honderdste maal en heeft geen minste aanvoelingsmogelijkheid, ze worde droog gespeeld of, zooals gisteravond, fijn en aantrekkelijk, wat dan? Liever Wienawsky. In zijn variaties op dat Russische lied, jammerlijk plomp door den componist ingevoerd op het klavier, zit wel leven en geest. Men wenscht slechts, dat een kunstenaar een werk geschreven had met zoovele betooverende flageolettonen. Toch verblinden die van Wienawsky reeds, al beteekenen ze enkel klank. We hebben ze ook nog nimmer volmaakt zuiver hooren spelen, gelijk Szigeti het deed en daarom zouden we ze voor zijn kunststukjes houden, wanneer zijn meervoudig spel niet even virtuoos ware voleindigd, gelijk alle overige wichelarij van den strijkstok. Ook het Ave Maria van Schubert-Wilhelmj klonk verrukkelijk.
Maar niettemin had mevrouw Ilona Durigo alleen op moeten treden, niet terwille van de verschillende indrukken, doch wijl we van geen van beiden genoeg ontvingen en Durigo waarlijk schraal was in gave. Van Richard Strauss herinneren we ons enkel dat zeer geestige coloratuurtje uit ‘All mein Gedanken’ (woordelijk gezongen!), de rest - stumm und leer. Het scheen me ook, dat er een matte tint sluierde over Durigo's stem, toen zij die vijf Straussjes voordroeg. Zulke wisselwerking van muziek op de zangeres zou niet vreemd zijn, het beweren is echter gevaarlijk. Als men zich niets bombastischers en opgeblazeners kan denken dan Winterliebe, met het zot gehakkelde ‘Wandr' ich’... (o Wonne!) of niets academischer-stemmigs dan Ruhe meine Seele (iets, wat men een goed lied noemt) dan veronderstelt men gaarne, dat Ilona Durigo te intuïtief is, om niet onbewust gesourdineerd te worden door deze dempige cocoricos. We blijven het betreuren, dat Durigo zich niet liever wendt tot den genialen Hugo Wolf, met wien hare natuur en muzikaliteit verwant moet zijn. Welken roem kon zij behalen als zij hare magnifieke stem aanwendde tot diens propaganda. We zullen haar dan niet verwijten, dat zij Diepenbrocks liederen als locale compositie beschouwt.
Ja, gelukkig drie liederen van Diepenbrock, ‘Ist alles stumm und leer’ poëzie door Günderode, ‘Clair de lune’ en ‘Mandoline’ van Verlaine. Hoewel we 't Duitsche bewonderen als een meesterwerk van declamatie en melodie, zijn ons de twee anderen nader van stijl en emotie, want de ‘Clair de luue’ weerkaatst zeer diep en klaar in de muziek, Diepenbrocks kunst en sentiment in haar hoogste innigheid. ‘Mandoline’ is een humoristische uitval, op een Don Juan-motief van Mozart, eene burleske, welke de zangeres veel bijval bracht. Waarom bisseerde zij de serenade niet, inplaats van ‘Traum durch die Dämmerung’ (Strauss) als toegift te schenken? Hoeveel schooner lijkt ons ‘Clair de Lune’!
Qui fait rêver les oiseaux sous les arbres,
Et sansgloter d'extase les jets d'eau,
Les grands jets d'eau sveltes parmi les marbres?
Doch we zijn Durigo natuurlijk zeer dankbaar, dat zij Diepenbrock even herdacht heeft, de rest moge ons dan minder spijten en we hopen dat de kunstenares terugkeert; het was toch een mooie avond, waartoe we ten laatste nog rekenen de buitengewone begeleiding van Evert Cornelis, die vele beroepspianisten overtreft. Durigo gaf hem bij 't einde te recht zijn deel in 't enthousiasme, dat rijklijk daverde.