Das Russische Trio (Concertgebouw, kleine zaal)
Met reden vermeldt men op 't programma van het Russische Trio dat Michael Press een Stradivarius bespeelt, Joseph een Guadagnini, want de verrukkelijke klank hunner instrumenten gaf aan deze uitvoering eene groote en afzonderlijke bekoring. Deze schoonheid is zoo diep en klaar, dat men haar evenbeeld slechts vindt in de zuivere Italiaansche cantilene van een Pergolese, een Cimarosa, onovertroffen meesters der melodie. Men brengt die wisselwerking van zoo ideale zangerigheid dan ook onwillekeurig met elkaar in verband al blijft het treffend dat de violen er waren doch geen hun waardige muziek, en evenzeer dat de geniale techniek der bouwers tot de vergetelheid behoorde, toen de eigenlijke spelvirtuositeit tot een hoogtepunt geraakte.
Tusschen de composities van Brahms en de Italiaansche instrumenten ligt een zoo duidelijk onderscheid dat het de maniereerders zelf van dien stijl tot een soort stijl moest verlokken. Daar ontmoetten elkaar twee eigenschappen, de schoonste was weer de liefderijkste en stond van haar onuitputtelijke hoedanigheden af, zoo klonk er uit Brahms een inniger toon, warmer en aandoenlijker. Dat onze waardeering niet verder ging dan het zomersche timbre, ieder zal het verstaan die het Trio opus 101 eens nauwkeurig bekeek. De polyrythmiek welke reeds stoort in het begin van het eerste deel heeft geen andere waarde (zooals immer bij Brahms) dan eene technische, zij werd geschreven zonder aesthetische beteekenis. Zie verder de on-polyphone behandeling der klavier-partij, het gebroken-accoorden-systeem, dat reeds in Brahms' jeugd verouderd was: beschouw dan het wezen zijner melodie welke al te dikwijls, en ook hier, geen psyche draagt, welke niet een beeld is der ziel, doch van het nuchtere verstand. Wanneer een Bruckner in dorre oogenblikken op zijn orgel fantaseerde dan moet hij er zoo duizende gevonden hebben. Maar zoolang men dit in Duitschland diepzinnigheid noemt? Er is reeds lang voorspeld dat de muziek van Brahms zal verdwijnen; nog altijd echter voegt den waarzegger een weinig geduld toe. Brahms' composities zullen wel even taailevend blijken als zijn materialisme.
Er was eenige oneffenheid te hooren tusschen de pianiste (mevrouw Vera Maurina-Press) en de strijkers. Doch elke attaque gaat wat onregelmatig en voor de rest wilde men het de geforceerde combinaties van Brahms, die met een mengsel van triolen en achtsten e.d. gaarne gewichtig doet en een chaos schept. Vergelijk deze onorganische warrelingen met de fijn-geestige pruikeneeuw! In den tweeden Satz, een ‘Presto non assai’ heeft Brahms momenten, waar ook de tegenstander eene visie mag erkennen en bewonderen: namelijk het middendeel, mooie harmonieën voor de piano, bijna orchestraal gedacht, en effectvolle pizzicati van violoncel en viool; ook het andere graziose is fraai, vooral wanneer het voorgedragen wordt met zoo levendig sentiment.
Joseph Press speelde als solist eene violoncel-sonate van Locatelli, den Italiaan, leerling van Corelli, die zich na zijn zwerftochten neerzette in Amsterdam, waar hij stierf. Zij bestaat uit een zeer humoristisch allegro en een adagio, waar men melodieën hoort (en zelfs cadenzen) van huiveringwekkende schoonheid. Zulk werk verdient inderdaad dat men 't zich herinnert; al verschillen de impressies beurtelings, naar gelang de muziek artistiek wordt vertolkt, of niet, want er zijn tegenwoordig weinig instrumentalisten, die een bevredigend inzicht geven op deze achttiende-eeuwsche wereld. We meenen echter dat inzicht ontvangen te hebben van Joseph Press, den violoncellist. De muziek komt hem uit 't hart, hij bezit de vaardigheid van een virtuoos, en het vibrato (waarvan men bij een volmaakt instrument haast immer misbruik maakt), behoort niet tot zijne handigheden.
Dit was de vijfde kamermuziekavond, welke de andere verre overtreft, zoodat het ons verdroot, het trio van Tanejew, den landgenoot der drie kunstenaars, te moeten verzuimen. Het ware wenschelijk, dat de impressario in het succes aanleiding zag tot een tweede optreden. Het zeer voortreffelijk ensemble is door een talrijk publiek met enthousiasme toegejuicht.