[Schumann Symfonie nr 4 en Dvorak Violoncelconcert (solist Gerard Hekking) o.l.v. Willem Mengelberg] (Concertgebouw)
Hugo Wolf hield van Schumann omdat deze een waardeerende kritiek (toen een zeldzaamheid) had geschreven over Berlioz' Symphonie phantastique. De Fransche dirigenten en journalisten vinden Schumann ‘humain’ en voeren hem uit; voor anderen weer is hij gebrekkige Beethoven-Weber-copiist en doode letter. Wie ziet het verst in de toekomst betreffende dezen componist? Nog anderen beschouwen hem als den voorlooper van Brahms en door dezen vrijwel verduisterd. Enkele geschiedschrijvers zien in de kunst van Rossini, Bellini, cum suis beleantisten, eene reactie van het menschdom, dat, door Napoleon en het heroisme uitgeput, terugverlangde naar den weelderigen en zachten pastorale-stijl. Mendelssohn en Schumann gelden nu eenmaal als Romantici, doch behartigden zij niet veeleer eene reactie op de eigenlijke romantiek? welke, behalve religieus getint, toch voor alles is eene herleving van de Renaissance en Middeleeuwen. Wat nu heeft Schumann uitstaande met die evocatie van zuiver muzikaal standpunt en van alle litteraire bijmengsels afgezien? Niet het allerminste.
Redeneeren baat wel, doch niet veel; en zeer weinig tegenover musici, die doorgaans aan dialectiek een aangeboren hekel hebben. Wie Schumann minacht en zijn naam gaarne zag verdwijnen, dat hij geduld beoefene en wachte. Wanneer men nagaat hoe zijne bewonderaars slinken met den dag, welke vroeger de almachtige partij vormden, hij behoeft niet eens te vreezen, dat zijn geduld ten einde raakt. Het heeft daarom een zeer goeden kant, dat Mengelberg zoo dikwijls herhalingen geeft van derde-rangs-symphoniën. De ooren gaan open. Gisteren hebben zich waarschijnlijk een twintigtal menschen meer verveeld bij de finale van Schumanns vierde dan den vorigen keer. Deze finale klinkt dan ook het dorst van de vier deelen en haar thematisch materiaal bewerkt geenszins een climax; in het Scherzo deugen de herhalingen niet, omdat zij verslappen, het hoofdthema is overigens een forsche en niet antipathieke melodie; over de rest schreven we den vorigen keer.
Gerard Hekking speelde vanmiddag Dvoraks Violoncelconcert voor den derden keer en dit werk wint daar ook niet bij. Het is zeer jammer, dat een prachtige Italiaansche Cello muziek moet spelen als het eerste deel dezer compositie er geeft, 't neventhema uitgezonderd. Als de bewondering voor Hekking niet vaststond ze zou er door verminderen, want ook uit zijne weergave klonk slechts zwakke impressies en hoe licht denkt men niet aan innerlijke traagheid als men een kunstenaar zulke neiging ziet toonen tot veelvuldige herhalingen; tenzij hij concertreizen maakt.
Hekking is tweemaal teruggeroepen; Mengelberg zelf was beter gedisponeerd tot dirigeeren dan den vorigen Zondag, toen hij Fransche muziek vertolkte; we kunnen daarom spreken van magnifieke uitvoeringen; ook Schumann's vierde symphonie dirigeert hij uit het hoofd; zijne artisticiteit maakte de compositie zoo aantrekkelijk, dat we sommige passages zelfs gewaardeerd hebben, al ging de Freischütz-ouverture vooraf, muziek welke den hoorder gevangen houdt van de eerste tot de laatste noot en verrijkt met nieuw enthousiasme. Uit de doorwerking van Schumann's eerste en vierde deel, de bazuinen- en trompetten-combinaties konden we tenminste concludeeren, waar het oeridee school van een der beste maten, welke Brahms schreef; de bekende gecompliceerde koperblazersfiguur uit het eerste deel zijner tweede symphonie.