Elsie Swinton, Marian Jay, Hamilton Harty (Concertgebouw, kleine zaal)
Marian Jay: een splinternieuwe verschijning, violiste van wie men nog nooit hoorde; de anderen namen herinnerden we ons van 't vorig seizoen.
Het viel me hedenavond op dat men op het podium toch - de boeketten-bezorger en degene die de bladeren omslaat uitgezonderd natuurlijk - alleen zeer buitengewone en op end' op ontwikkelde en volleerde menschen aantreft. Zij spelen viool gelijk hunne professoren, zij bezitten naast gehoor, eene vingervaardigheid en temperament, wat men wel ziet aan den zwierigen streek! misschien componeert mejuffrouw Marian Jay wel Capriccio's - etymologisch bokkensprongen - barcarolles en berceusen! kortom, men verzucht: ik zou wel eens iemand willen hooren die ‘slecht’ speelt, maar wien de muziek nog in de ziel leeft, zooals men soms opmerkt bij een sjofelen straatmuzikant, die zoo onelegant doch phantastisch en waarachtig kan vibreeren dat me de [?] en de schrik om het hart slaat. De droomers echter verdwijnen en in hun plaats komen de poppetjes en de mechanische instrumenten. Laten we het beste deel verkiezen en met hen grimassen als met poppetjes. Mejuffrouw Marian Jay speelt goed viool. Zij draagt transcipties voor van Fritz Kreisler, innigheden van Padre Martini, dartele wijsjes als La Précieuse van Couperin, Sicilienne et Rigaudon van Francoeur en een Concertstück van Max Bruch, prijzenswaardige succesmuziek.
Elsie Swinton heeft me dezen keer minder ingenomen dan den vorigen winter. Moeten we 't hieraan toeschrijven dat ze meer zong als sopraan dan als mezzo sopraan? Haar stem is in de hoogte te spits, vlak en zonder résonnance. Waarom ontwikkelt zij niet liever het fraaie medium en de zeer warme en sonore laagte? Waarom wil dit Russische karakter verengelschen? Waarom concerteert de zangeres met Hamilton Harty als begeleider, die van rythmiek en klanken-combinatie, gelijk ze Maurice Ravel en Debussy, invallen, een veel te schoolsch begrip heeft? De sympathie van Engeland voor de moderne Fransche muziek moet men wantrouwen, en omgekeerd. Men denkt daarbij met een zeer kille huivering: Als alles wat ze phantaseeren eens verborgen en verfijnd rationalisme was...... eene waarlijk onverdraaglijke gedachte.
Ondertusschen is het niet te loochenen, dat ‘Asie’ van Ravel een even stumperig en vervelend maakwerk is - langdradig! - als ‘Harmonie du soir’ - Baudelaire - en de Mallemolen van Debussy, 't eerste fijngevoeld en teer getint, 't tweede komisch, meesterstukken zijn. Zelfs als Elsie Swinton de Chevaux de bois lalt en 't Fransch slecht uitspreekt, beiden op z'n Engelsch. Moussorgsky - Hopak en La Nuit - scheen ze beter aan te voelen; geheel in stijl was een lied van Arensky, een fameus Schumanniaantje; verder bevatte haar programma van Liapounow, Tchesnokow en Iersche schetsen van Hamilton Harty, courante trukjes, vrij modern, zonder persoonlijke allures en zonder intensiteit. Eene zoo polyglottische opeenhooping - Fransch, Engelsch, Russisch, Duitsch - verdient geen aanbeveling; evenmin zoodanige verbrokkeling van het programma. Het maakt den indruk alsof men voor drie concertanten komt en niet voor het concert. Het publiek was vooral Elsie Swinton warm gezind.