[Mahler Kindertotenlieder (solist Johannes Messchaert) o.l.v. Willem Mengelberg] (Concertgebouw)
De Schoonheid was dezen avond zoo onmiddellijk en klaar, dat het mij nauwelijks noodig lijkt er gewag van te maken ‘Die Sonne, sie scheinet allgemein’, wie merkte 't niet? Messchaert zette in ‘Nun will die Sonn' so hell aufgehn’ en de zon ging werkelijk op, een zoo mystieke zon! Men kan zeggen, wat was Mahler goed, en welke onmetelijke liefde droeg hij, die deze melodieën vond en klanken, vol mateloos leed en mateloozen troost. De geschiedenis der smart overziet men moeilijk, maar zoover ik zien mag, vind ik zijns gelijke slechts in den Stabat Mater, en het lichtende slot der ‘Kindertotenlieder’ doet ook wel denken aan de stille extase van Paradisi gloria. Doch deze muziek schijnt even onvergelijkbaar als onvergankelijk. Welke componist wist (of weet) zulke stemmingen in zijn eigen ziel? Wie uit ze zoo eenvoudig en schokkend? Wie wil zoo liefdevol bij ons staan en simpel spreken, zoo groot zijnde en machtig boven allen? het is niet vreemd dat er tranen aan de wimpers beven bij zulk een ontzaglijke roering; het is evenmin vreemd dat men Mahler bemint boven alle kunstenaars, van wie de laatste immer de sterkste is. God stelde vast als wet dat in lijden leering woont, zei reeds Aeschylos, en niemand vermag lijden inniger te binden aan schoonheid, dan Mahler, zoo maakt hij dubbel rijk.
Gelijk het me onmogelijk is een beeld te geven van de hoogste intensiteit en eenvoud dezer klanken, zoo kan ik evenmin de kunst beschrijven van Messchaert. Er sprankelen donkere vlammen in menig oogenblik, naar Ruckert zegt, de dichte van den tekst,
O Augen, gleichsam nur in einem Blicke
Zu drängen eure ganze Macht zusammen.
en zoo leek Messchaerts stem, altijd heerlijk, doch menigmaal soeverein om in enkele klanken de expressie samen te dringen voor het onzegbare.
En Mengelberg, van wien bekend is dat hij Mahler warme bewondering en vereering toedraagt koos den ongeëvenaarde zanger misschien om den meester te eeren. Wij zijn den dirigent zeer dankbaar en hopen dat hij spoedig zelf triomphen viert met een Mahlersche symphonie. Hier verzonk hij en alles in de abstractie van den hoorder. Het applaus concentreerde zich natuurlijk op Messchaert: toen de laatste klank weggolfde eerst stomme stilte, hoe was men bevangen van deze muziek! Het applaus groeide langzaam tot het meest geestdriftige enthousiasme dat we nog bijwoonden, het scheen eindeloos te willen zijn en men vocaliseerde bravo's; en geen plaats was ledig, het podium boordevol!