[Beethoven Pianoconcert nr 5 (solist Alfred Cortot) en Symfonie nr 7 o.l.v. Willem Mengelberg] (Concertgebouw)
Ongelukkigerwijze viel dit Mengelberg Concert samen met een uitvoering van Ant. Averkamp's A capella koor en Alfred Cortot speelde voor de pauze; zoo stonden we voor een keuze als de ezel uit de fabel, tot de herinnering aan Cortot uit het voorjaar ons ten laatste deed beslissen. Cortot behoort in wezen voor een ouden Erard of ouden Pleyel, limpide, tinkelende instrumenten, pianisten als Cortot, kunstenaars van den ranken, parelenden stijl, worden zeldzamer en magnetiseeren daarom des te sterker.
Het was wonderbaar-streelend en ontroerend. Helder, diep en ondoorgrondelijk; elegance, noch charme lijkt ons hier het juiste woord want dan zouden we een pianist van de andere richting moeten nemen: boersch en lomp mutatis mutandis. Het is poëzie en kracht, cultuur en natuur. Het vijfde concert van Beethoven behelst naast zwakke passages, diviene muziek, en Cortot's vertolking van deze is onbeschrijfbaar. Wij hopen dezen genialen kunstenaar nog vele malen terug te zien in het Concertgebouw; magnifiekere mag men niet zoeken en zijne psyche is reëeler en schooner dan de modische Fausten en Titans uit Duitschland. Wanneer een Alfred Cortot speelt niet waar - als celesta of klokkenspel - dan begrijpt men eerst waarom de groote meesters de piano toelieten in hun klaar en harmonieus orchest, wat bij de Fausten en Titans immer raadselachtig schijnt. Alfred Cortot, die niets heeft van den virtuoos, doch in hart en ziel kunstenaar is, oprecht en warm, is zeer langdurig en met enthousiaste dankbaarheid toegejuicht.
Ook Willem Mengelberg beleefde geniale stemmingen in Beethoven's Zevende. Zou men zeggen dat deze symphonie dateert uit de dagen dat de fagot nog gold voor luguber en pathetisch, de clarinet droevig, de hobo vroolijk, de fluit verliefd? Zoo wisselt de terminologie zonder het meesterwerk te raken. En zie eens hoe Willem Mengelberg den hoorder op ongeëvenaarde wijze de mooie passages releveert en degene, welke bij elk ander dirigent mat klinken en zelfs overbodig of verslappen, met hoogen smaak weet te maskeeren of te doorgloeien, waarvoor ieder, die Berlioz, Bruckner en Mahler bewondert, den kunstenaar dank zal wijten. Dit noeme men trouwens geen restauratie (ook deze is alleszins verdedigbaar) doch voortreffelijke belichting.
Onvergetelijk! doch als aanstaanden Donderdag Messchaert Mahler's Kindertotenlieder zingt (moge Mengelberg toch ook een symphonie dirigeeren van den meester!) zal deze herinnering weer wijken voor andere bezieling.