[Arensky Variaties op een thema van Tschaikowsky, Diepenbrock Die Nacht (Ilona Durigo, mezzo-sopraan), Strauss Don Juan en werken van Monsigny, Beethoven en Mozart o.l.v. Willem Mengelberg] (Concertgebouw)
Er lag in Mengelbergs opvatting van ‘Die Nacht’ (Alph. Diepenbrock) iets kinderlijk détailleerends en het geheele orchestrale slotdeel met veel te scherpe trompetten, veel te pompeus en te weinig verinnerlijkt - let wel: in dit enkele geval - viel uit de stemming. We zwijgen verder over kleinigheden en loven liever omdat we 't wederom hooren van zulk meesterwerk als een voorrecht beschouwen; we zagen ook een musicus in extase raken en kopschuddend ‘prachtig, prachtig’ stamelen; het magnifieke schrijven wij daarom toe aan den auteur. We vonden er dezelfde machtige schoonheid, doch dit weerhoudt ons niet te twijfelen of Mengelberg deze partituur, welke eene driemaal-langere van R. Strauss in diepte, rijkdom, muzikaliteit en geest verre overtreft, met voldoende toewijding en genoeg ernst in zich opnam. Er waren in de uitvoering van Brahms' Requiem zooveel vlakheden en de Mis van Liszt klonk zoo onspontaan en onvast dat men de vraag mag stellen of Mengelberg niet voor ons Amsterdamsch muziek-leven verloren is; het centrum zijner activiteit zoeke men zeker niet meer hier.
We twijfelen eveneens of de tegenwoordige persoonlijkheid van Mengelberg zich gemakkelijk mengt met de psyche van ‘Die Nacht’; maar Durigo was weer volmaakt; welk een dictie en welk eene sublieme gedragenheid! Nu Zimmermann de viool-soli speelde en Meerloo den alt kwam er ditmaal mooier evenwicht in de instrumentale conceptie. Het mag echter niet verzwegen worden, dat ook vele passages groeiden in expressieviteit door Mengelbergs kunst; zoo een der hoofdthema's, de zeer innige, telkens hoog-aangestreken, als van verrukking sidderende violen-melodie; zoo de zeer fijne hout-passage bij ‘leer steht von Trauben und Blumen.’ De stemming van ‘Die Nacht’ is onafgebroken en boeiend, de orchestratie en tekstbehandeling meesterlijk, - is dit alles? ik moet erkennen, dat er voor mij in ‘Die Nacht’ nog vele geheimen zijn, welke me door een herhaald hooren eerst opgelost zullen worden; en dus even moeilijk te bespreken als de indrukken en emotie, zoo hevig dat de adem stokt.
De rest van het programma was interessant; een effectvolle tegenstelling van den ouden tijd - Coriolan van Beethoven, ideaal-bekoorlijke muziek van Monsigny, Mozarts Jupiter symphonie - en van den nieuwen tijd - Diepenbrock, Arensky's variaties, welke hoe langer hoe minder zeggen en Don Juan van Richard Strauss, een verbluffende compositie met enkele mooie thema's, doch als geheel of een usurpatie of een gruwelijke verminking van Tirso de Molina's, Mozarts en Lenau's Juan-type, waarmee Strauss' werk in geen enkel opzicht kan gecombineerd worden, tenzij men zich Don Juan gelieve te fantaseeren als Duitsch Uhlan en de Spaansche schoonen als frissche keukenmeiden. Strauss' idealisme is inderdaad schriel. Ons orchest speelde bewonderenswaardig, vooral Monsigny en Mozart; welk een poëzie in het andante!