[Liszt Faust-symfonie, Bruch Vioolconcert nr 1 (solist Louis Zimmermann) o.l.v. Willem Mengelberg] (Concertgebouw)
Als het Oeuvre van Liszt dit eeuwfeest overleeft...... Want hoe zal die universeele activiteit terugwerken? Als enthousiastisch verlangen of...... moeilijk verborgen tegenzin? Wanneer Willem Mengelberg zelf geen eklektiker was en hij stond eene afzonderlijke school voor, wier aspiraties hij wilde doen zegevieren op de hoorders, dan kon hij geen genialer en eenvoudiger manoeuvre bedenken dan door hen te overladen met de muziek harer antipoden. Zij zullen hongeren en hunkeren. Het zal hun vergaan als den subliemen Cellini in 't onderaardsche hol van den Engelenburcht waar hij smachtte naar de zon, de zon in een visioen zag en God een bedevaart beloofde om 't heilige licht nog éens in werkelijkheid te mogen zien! Mengelberg schijnt te weten wat hij doet. Want de ‘Romeo et Juliette’ van Peter Tschaikowsky is een zeer inférieur werk en mag niet genoemd worden naast het hoogelied van Berlioz dat den zelfden titel draagt. Maar Berlioz' werk overtreft verre de composities van Liszt, dien men bezig is te herdenken, te verheerlijken en te populariseeren, hem en zijne naloopers. Dan neemt men liever een stuk, niet waar, dat een goeden achtergrond vormt voor een stralend aureool... de ‘Romeo et Juliette’ b.v. van Tschaikowsky; Ma Vlast van Smetana beschouwen wij ook in dit verband; zelfs Also sprach Zarathustra. We twijfelen er niet aan of deze beide veronderstellingen aangaande die mise en scène zijn onjuist, doch het kost maar weinig moeite de dingen van zulke zijde te bezien. En de verzuchting komt toch van zelf op: Waarom voortdurend muziek van epigonen? waarom den grooten progoon (Berlioz) zoo smadelijk verwaarloosd?
De Faust-symphonie is wat mat gespeeld en ‘le Cri’ - ‘l'expression de la foi suprême et de l'amour qui n'a plus de mesure’ zooals Léon Bloy zegt, die kreet heeft niet kunnen klinken. Dit ligt echter niet heelemaal aan het orchest noch aan zijn dirigent. Er bestaan twee conceptie's van den Faust welke men volmaakt mag noemen: ‘De wonderdoende Magiër’ van Calderon de la Barca en de dramatische legende van Berlioz. Goethe lezend vergeet men Calderon nooit, die wel bekender zou zijn als niet het protestantisme en het jodendom de ware kunst den weg versperden met zijn philosophie en zijn beurs. Gounod's Faust won het van den Faust van Berlioz door zijn judaïsche manieren, afgekeken van Meyerbeer en Halévy; de Faust van Liszt wint het door zijne philosophie. De ethos van Berlioz was: ik wil verrukken, ik wil betooveren; van Gounod: ik wil groote recettes, ik wil behagen; van Liszt: ik wil dat karakter zoo goed mogelijk uitdrukken in tonen. Alle drie schiepen meesterwerken, wanneer men al oordeelende zich beperken kan tot de verwezenlijking van dien ethos. Dit kunnen de meeste menschen en daarom ziet men dezelfde hoorders Berlioz, Gounod en Liszt applaudisseeren en liefhebben, zooals zij even vurig juichen bij Brahms als bij Mahler. Dit behoort tot de noodlottige afdwalingen van den menschelijken geest. De richting tot het doel, waarheen alle ware kunst moet streven, vertakte zich en hoogbegaafden dwaalden dikwijls ver af; zij verloren zelfs het deel. Als men echter den ethos van den kunstenaar nog eenige waarde blijft toekennen, dan zal men veel van hetgeen tegenwoordig kunst genoemd wordt, veroordeelen. En dit brengt zwarigheden mee in onzen zonderlingen tijd, waar alles allereerst geldswaarde heeft.
Dat Liszt's karakterschildering van Faust, Gretchen en Mephistopheles geniaal zijn, zullen we niet ontkennen. Voornamelijk de duivels-figuur concipieerde hij ongehoord knap: alle thema's stopt satan in zijn distelleerkolf... en loutert ze van alle muziek; Liszt's Gretchen staat tienmaal dichter bij Goethe's Gretchen dan Berlioz' geidealiseerde droomster, die niet opgaat in hare paarlen-sieraden maar in hare liefde, dit Gretchen zal dus alle Duitschers lief zijn; en Berlioz' Faust verdiepte zich van nature in anderen en wanneer hij Marguérite ziet in een eindeloos-teeder visioen dan ontwaakt zijn hart en niet zijn wil; hij praalt dus niet ‘Grandioso’ met soldaten-thema's; daarom zal Liszt's Faust alle Duitschers veel liever zijn; zij zijn ijdel op hunne kracht en welk mensch pronkt niet met zijn ijdelheden?
Doch Liszt's opvattingen accepteerend, zooals men ook zijn ethos accepteert zonder meer, dan zal men het werk geniaal noemen. Het is niet onbegrijpelijk dat Richard Strauss ‘geniet’ bij 't hooren dezer compositie, omdat ook hij de artistieke scrupules niet kent en omdat hij een techniker is in de eerste plaats. En hij is ook ‘philosooph’! Om te weten hoe eng Liszt zich hield aan Goethe's idee en plan, daartoe leze men de bekende Duitsche ‘Musikführer’ wier onuitstaanbaarheid nog oneindig onverdraaglijker is dan de ontledingen in de programma-boekjes van het Concertgebouw, waarin men leest bij deel II: ‘ook dit gedeelte heeft sonate-vorm’ (!) Die Duitsche uitweidingen zullen echter wel juist zijn.
Maar geeft Liszt méér dan Richard Strauss? Waar blijft het geluk, het geluk?
‘Was unaussprechlich ist:
Sich hinzugeben ganz und eine Wonne
Zu fühlen, die ewig sein muss!
Als men eene tentoonstelling afloopt of een museum en men treft een schilderij, welke niets zegt, dan gaat men voorbij. Eilaas, dit is in de concertzaal onmogelijk. Een componist begint te spreken en dit duurt zelden minder dan een kwartier! Men moet naar hem luisteren of men wil of niet. En als Liszt eenmaal aan 't improviseeren gaat...... doch Tschaikowsky, die ongecultiveerde, is nog veel erger.
Louis Zimmermann speelde Max Bruch's viool-concert (het eerste natuurlijk!) Hij was wat zenuwachtig vanavond en zijne viool klonk ook niet zoo heel goed. Maar Bruch's werk, dat eenerzijds zijn mooiste passages dankt aan Beethoven-copie, welke het publiek in den smaak valt, anderzijds Johannes Brahms stof leverde voor het laatste deel van zijn viool-concert (wonderlijk samentreffen! zie het laatste deel maar), dit populaire werk slaat altijd in. Dit ligt hieraan, dat niet alleen de kunstenaars den ethos uit het oog verliezen maar ook de hoorders.
We behoeven Zimmermann's spel niet weer te gaan analyseeren en kunnen in 't kort herhalen wat wij schreven over hem bij zijn eerste optreden: hij is een voortreffelijk concertmeester.