Télémaque Lambrino (Concertzaal Duwaer en Naessens)
't Is een aardig zaaltje, nog wat te nieuw en te simpel, maar misschien worden er wel fresco's geschilderd in de vacantiemaanden - wie weet? Op den achtergrond glanzen de pijpen van een orgeltje en Italiaansche fantasieën zouden naar ons toe zwenken als ook daar 't oog niet stiet op wit; doch laten we geduld beoefenen; 't klinkt er goed; 't is er ook intiem en bijna van aangezicht tot aangezicht zat men tegenover Télémaque Lambrino.
Wij hoorden dezen Griek al verschillende keeren en schreven vroeger reeds over hem. We konden toen alleen zijn techniek waardeeren en wenschten hem 't geluk der schoonheid, welke den mensch overvalt als een droom en doet oprijzen met nieuwe en grootere verlangens. Télémaque Lambrino is veranderd sinds. Hij heeft alle zwarigheden overwonnen en nu zal zijne ziel vrijelijk gaan spreken. Wellicht! Hij kent de bekoorlijkheid der klanken en vertolkt ze reeds als vreugde van poëzie. Dat is een stap. Het is onbeschrijfelijk hoeveel liefelijkheid er ligt in de muziek van Scarlatti, welke eilaas niet genoeg door de pianisten gekend en gespeeld wordt. In het miniatuur-werk mag men hem gerust mooier noemen dan Bach en voor den tegenwoordigen hoorder bezitten Scarlatti's kleine composities nog eene ziel, die spreekt. Lambrino heeft ze doen spreken. Hij speelde de ‘Pastorale’, welke we nog pas hoorden van Eleanor Spencer, met veel meer gloed en kleur, al ligt voor 't oogenblik meer zijne kracht in de kleur dan in den gloed. Wanneer men ten minste, met ons, onder gloed verstaan wil, een innerlijk bruisen, dat zich niet alleen uit in zwaar opgestapelde forte's. Nog één stap; dat is: het begrijpen en weergeven van de muzikale passie. Nu boeit hij, dan zal hij meesleepen!
Over Lambrino's bekoorlijkheid van klank ware nog veel te zeggen. Hij heeft een aanslag, welks verscheidenheid en fijnheid zeldzaam zijn, eene techniek, die men volmaakt moet noemen. Soms toovert hij, en, waarlijk onverwacht. Het Trio van Beethoven's z.g. Mondschein-sonate klonk wonderlijk. Hoe jammer, dat hij de repetities oversloeg; dat was den hoorder berooven van iets heel zonnigs en warms in dit donker getinte werk. Hij had deze fantasie misschien ook fantastischer kunnen spelen, dieper doorvoeld, vooral het laatste deel. Soms stremde een niet onder woorden te brengen iets den stroom der muziek; men stokte als 't ware door een te sterk accent of door een verwaarloosd crescendo. Maar hoe klein is 't getal van hen die Beethoven weten te spelen als een Lamond of een Willem Mengelberg. Toch schuilt in Lambrino een waar kunstenaar en we zouden kunnen wijzen op het poëtisch begrepen Adagio Sostenuto dezer sonate, maar het blijkt nog eer gestaafd te kunnen worden met de muziek van Liszt die hij gespeeld heeft. Volgde alles niet wat vlug door elkaar, vroegen we ons af, en hoe is 't mogelijk, zoo'n snelle gedachten-verplaatsing van het Woudruischen en Elfendansen naar den Mephistowalzer; daarop Au bord d'une source, Irrlichter, Liebestraum en Spanische Rhapsodie! Hij was moeilijk bij te houden maar droeg Liszt even meesterlijk voor als Scarlatti. Zijn passage spel gelijkt glissando en hij staat voor géén truc, waarmee Liszt, de nog onovertroffen virtuoos, zijne composities overstelpt heeft. Hij bemerkt ook de intenties van den romanticus, die in zijne pianowerken met niet minder pittoreske bedoelingen streefde naar de duizelende impressie dan in zijn stukken voor orchest. Zoo weet Lambrino voortreffelijk te ‘schilderen’ en zijn schakeeringen zijn talloos. Het is bovendien een zeer artistiek idee van hem geweest, de helft van 't programma te wijden den meester wiens honderdsten geboortedag men allerwege herdenkt. Er bestaat zonder
twijfel een gevaar voor te veel, maar belangwekkend blijft het Liszt's piano-muziek, van welke velen meenen dat zij zijn orchestrale muziek overtreft in waarde, zoo te hooren vertolkt.
Want Télémaque Lambrino is in ieder geval een der meest vaardige virtuosen van dezen tijd en dat eischt Liszt in de eerste plaats. Men ga Dinsdagavond naar hem luisteren; hij treedt weer op in het nieuwe Concertzaaltje, met een sonate van Beethoven, van Schumann (opus 22) en de prachtige sonate (met den bekenden Marche funèbre, - dat zegt meer dan opus 35 in b klein!) van Frédéric Chopin.