[G.H.G. von Brucken Fock Symfonie nr 1, Saint-Saëns Le rouet d'Omphale o.l.v. Cornelis Dopper] (Concertgebouw)
L'horreur contemple la splendeur’, aldus luidt een stuk van Victor Hugo romantische vers. Deze overdrijving mag dan ook niet à la lettre genomen worden, verzacht het een zoowel als 't ander, wanneer de verhouding slechts bewaard wordt: het goede en zijn tegenovergesteld uiterste, welke elkaar met monumentale koppigheid dwars zitten in deze eerste symphonie van Gerard H.G. von Brucken Fock.
Deze componist is een man van waarlijk groot talent en ik zou juichen als deze symphonie het werk was van een vijf-en-twintig-jarig jongmensch. Het zou voor de toekomst der kunst volkomen waardeloos zijn, doch niet voor hem: uit dien chaos kon wel eene wereld verrijzen. Doch de heer Gerard H.G. von Brucken Fock heeft reeds meer dan een halve eeuw achter den rug, grijst reeds en wie is zoo oneerbiedig een grijzend man wijsheid te leeren of wie waagt het? Het is een baaierd, een ondoorgrondelijke massa van gedachten, het is een vruchtbaar land, maar woest en hoeveel vogelverschrikkers, onbehouwen draken, motieven van gedrochtelijke rotsen en grotesk vergroeide boomen. Hier en daar een vrucht of een bloem en veel zaad, dat tusschen dorens verstikt.
‘Waarom toch hoort men zoo dikwijls muziek-werken, overigens alle achting waardig, welke alleen bestaan uit “périodes génératrices” in plaats van volledige ideeën te exposeeren. Moet men hiervoor niet verantwoordelijk stellen de zoo verspreide dwaling, welke in de inspiratie een middel ziet om zich aan iedere wet, aan iederen dwang te onttrekken...... Alleen inspanning en geduldig zoeken kan in werkelijkheid deze korte période, reeds voldoende voor de ijdelheid van haar vinder of voor zijne luiheid, ter verovering leiden van het geheele idee.’
Dit zegt Vincent d'Indy, de groote kunstenaar-pedagoog. Bezonkenheid! Men vindt ze waarlijk nergens in dit werk van Von Brucken Fock, wiens uiterlijke verschijning (hij kwam op het podium) een stil, volstrekt niet daimonisch geslagen karakter weergeeft. Maar... la conscience artistique? Men kan zonder gevaar voor vergissing voorspellen, dat Von Brucken Fock nooit een goede symphonie zal schrijven... doch had hij wel ooit aan eene symphonie-conceptie mogen denken? Zijne onlangs en vroeger verschenen pianowerkjes zijn aardig, harmonieus, vlot-muzikaal, vriendelijken klank om maar te luisteren, maar niet sterk-oorspronkelijk, noch nieuw. Is hij het als symphoneta? Geenszins. Het klein-werk echter heeft hier de ontzaglijke proporties van een wereld-ondergang of goden-schemering.
Hoeveel goede aanloopjes naar iets goeds! doch 't blijven aanloopjes. Hoeveel korte passages, welke men gaarne zou bewonderen. Die bewondering stikt evenwel onmiddellijk zooals die schoonheid onmiddellijk verstikt. Hulde aan het Concertgebouw-orchest, dat een zoo onvoldragen compositie, in hoofdtrekken bombastisch en zeer zwaar te spelen, met zooveel volharding gespeeld heeft. Het was een kwellende, in alle opzichten ondankbare taak.
Het probleem: hoe de zaal vol te krijgen, vol te houden en tegelijk een interessant programma te vertolken, is met eene symphonie als deze verre van opgelost. De zaal was half-leeg, en 't eerste deel van dit concert heeft niemand geboeid, velen verdeeld, enkelen gemarteld; het was te langdradig. De ‘Marche hongroise’ uit Berlioz' ‘Damnation de Faust’ is mat gedirigeerd; het kon niemand verwonderen. Doch waarom het programma niet omgedraaid? Dan hoort men het beste ten minste goed en Cornelis Dopper lijkt ons kunstenaar met genoeg smaak om zich niet in eene waarde-bepaling te bedriegen.
Het poème symphonique ‘Le Rouet d'Omphale’ van Saint-Saëns is klaar en geestig uitgevoerd. Kon het fijner, leniger? Misschien. Het was echter wèl het werk van den musicus, die zich-zelf tot plicht stelde: ‘Se garder de toute exagération, conserver l'intégrité de sa santé intellectuelle.’ Het is niet visionair, ietwat koel-Olympisch; te veel in den geestig-oppervlakkigen Voltaire-stijl wellicht. Het boeide toch. Dat de muziek van Saint-Saëns niet meesleept zal haar later de vergetelheid berokkenen. Hij heeft het zelf gewild. Welk een verschil van stijl, dit Symphonisch gedicht en het Prélude du poème biblique ‘le Déluge’! Waarin ligt toch de populariteit van dit onbeduidende, onaantrekkelijke stukje? In den viool-solo? Louis Zimmermann heeft hem zeer smaakvol gespeeld.