[Brahms Serenade nr 1, Liszt Orpheus en werken van Wagner o.l.v. Willem Mengelberg] (Concertgebouw)
Johannes Brahms' eerste Serenade, opus 11, en daarna de ‘Orpheus’ van Liszt en drie stukken uit Wagners Tannhäuser! Het moet velen Zondagmiddag vergaan zijn als Richard Wagner zelf en de rood-gebonden Requiem-partituur. Herinnert men zich het verhaaltje? Kort voor zijn breuk met Wagner had Friedrich Nietzsche het Requiem van Brahms ‘ontdekt’ en wilde zijn voorheen hoogvereerden vriend aan 't verstand brengen, dat er in Duitschland nog andere ‘goede muziek’ gemaakt werd dan de zijne. Daarom vond Wagner een tijdlang het in vuurrood gebonden Requiem van Brahms op zijne piano. Wat hem, volgens zijn eigen zeggen, prikkelde als de roode lap een stier.
Zoo was het ons en anderen. Het is niet te ontkennen, dat Brahms' muziek fascineert en werkelijk, wij zijn onder den indruk gekomen van eene geduchte hypnose. Het spijt mij, lezer, dat ik u bijna niets kan vertellen van Liszt's Orpheus. Het was mij totaal onmogelijk me voldoende in te leven in dien zoo geheel tegenovergestelden geest. Men praat wel eens over slecht samengestelde programma's, wat we tot heden voor een fantasie of een betrekkelijke onmogelijkheid hielden. Nu... er bestaan zooveel dingen, welke men in z'n schoolsche wijsheid niet droomt! We hebben Willem Mengelberg bewonderd, om één ding: wat een virtuoze kunstvaardigheid om zoo zijn voelen en denken te kunnen verwisselen in een oogenblik, zulk een ommezwaai van het eene uiterste naar het andere! Toch lag er iets mats over heel den middag. De Serenade van Brahms had slechts een zeer gering succes. Daarover musiceert men toch geen drie kwartier? Maar daar schuilde de fout niet. Want we herinneren ons uit Orpheus een zeer fraaien viool-solo van Zimmermann, fijn-ruischende harp-accoorden, zangrijke melodieën van violoncellen, fel-schetterende blazersaccoorden. We voelen nog heel even de avondlijke atmosfeer uit Tannhäuser, de moede pelgrimsstemming en ook de macht der ouverture-finale. Maar zelfs deze grootheid worstelde vergeefs tegen de hypnose onder welke Brahms ons had gebracht. Hoe jammer, hoe betreurenswaardig jammer! Want technisch was 't onovertroffen; wat een klank!
Wij begrijpen niet hoe deze Serenade op het programma is gekomen. Men heeft toch kunnen constateeren, toen 't vorig jaar Brahms' tweede Serenade haar eerste uitvoering beleefde, dat deze serenade-muziek hier zeer weinig geliefd is. En daarop afgaande kon men toch zonder bedenken wel voorspellen dat deze eerste (in D groot) weinig open ooren zou treffen. Wat Brahms' kunst karakteriseert, het onpersoonlijke zijner melodieën, de onpersoonlijke instrumentatie en de weinig geprononceerde, weinig wisselende stemming (het is het summum van zoogenaamde objectieve kunst - Brahms was Germaan en Protestant) vindt men hier ook; doch dit maakt het werk niet antipathieker dan zijne andere. Als men ons veroorloven wil te spreken van ‘fout’ dan is hier de hoofdfout van Brahms ieder thema verwerkt in het eindelooze. De compositie kon ‘Suite’ heeten zonder veel bezwaar. Nu, dat Brahms van de oude meesters der suite, die hij allen zoo aanhankelijk vereerd heeft, hunne beknoptheid toch hadde afgekeken. Of het gedrongene der Serenade's van Mozart. Waarom, in 's hemels naam, moet ieder thema worden opgezet en bewerkt als zou er een symphonie-satz uit groeien? En het Serenade-karakter? O! Brahms' aard hechtte niet sterk aan zomeravond-liefelijkheden, al vertellen zijn biografen, dat hij in Weenen graag een potje bier dronk met de muzikanten van zigeuner-kapellen. Het is waar, hij woonde nog niet in Weenen (gelooven we) toen hij zijn Serenade schreef. Maar zijn zwaarmoedige aard is in den loop van zijn leven geenszins verhelderd. Wie echter weet hoe hij hunkerde naar de innerlijke zon? - Ze heeft nooit geschenen. En wanneer hij beproeft om de vreugde van 't leven te verklanken dan blijft dat proeve, hij slaagt er nooit in, zooals hij niet er in slaagde een goede vrouw te vinden en een goeden opera tekst. Toegegeven dus, dat de hoorn-inzet (met leege kwinten der strijkers) het serenade-karakter draagt, hoe spoedig schiet de muziek dat in zwaarwichtige
rythmen en gepresten klank! Hoe weinig verscheidenheid bovendien in rythme en in timbre! Doch als 't nog boeide...... Het verdooft den geest, ziedaar de hypnose.
Het werk vond weinig belangstelling en geen noemenswaardig succes. Wij gelooven de tegenwoordige stemming te raden als wij zeggen, dat de bezoekers wat anders verlangen dan altijd, altijd Duitsche muziek. Trouwens, hoeveel belangrijker werken (Bruckner) kan men daar niet kiezen? Wanneer echter eens Fransche muziek uit de omgeving van Vincent d'Indy, uit de omgeving van Claude Debussy, van de anderen?
Wanneer?