[Pablo Casals speelt het Violoncelconcert van Julius Röntgen, Willem Mengelberg dirigeert Brahms' Symfonie nr 3 en Akademische Festouvertüre] (Concertgebouw)
Nogmaals lezers: Julius Röntgen. Ditmaal een violoncel-concert, een werk wanneer wij ons niet vergissen, al jaren lang manuscript. Gistermiddag gespeeld door Pablo Casals, den Spaanschen virtuoos-kunstenaar, onder leiding van den componist zelf.
Dat Röntgen op eene zeer origineele wijze dirigeert wie weet het niet? Hij dirigeert, zooals hij klavierspeelt, niet met de armen, de handen, den stok alleen, doch met het geheele lichaam van onderen tot boven. Ook hakt hij als 't ware de maat en geprononceerder rythmiek in drieën of in vieren kan men zich moeilijk voorstellen. En sinds hij er het bijltje (een alleszins reëele beeldspraak nu) een dozijn jaren bij neerlei en zich terugtrok als leeraar in 't pianospel zijn die eigenaardigheden, (beter thuis hoorend in dien tijd, waarin de dilettant in 't muziekleven nog een vrij gerespecteerder plaats vond dan in onze langzaam-aan gestegen muzikale cultuur- en smaak plus schoonheidsverlangen in alles tot in wapperende rokpander hier!) die excentriciteiten eer toe- dan àfgenomen.
Dat Julius Röntgen op eene zeer origineele wijze componeert, wie weet het niet? Het is alsof 't publiek telken jaren in den loop van het concertseizoen, een paar keeren werken vergt, waarbij het eens heelemaal niet behoeft na te denken, heusch niet hoeft te voelen en nog minder ontroeringen heeft te wachten, in dit geval de C-klein symphonie van Röntgen en zijn Violoncel-concert in g-moll.
Willem Mengelberg heeft het niet zonder bijbedoeling geëncadreerd in de derde symphonie van Brahms, de minst Musische der vier, en de Academische Fest-ouverture, een zeer geestdriftige potpourri over studenten-liederen, een zeer verdienstelijke tevens. Pablo Casals te gelijker tijd verloor den stijl niet uit het oog, en koos het a-klein concert van Schumann (een onzaglijk kunstenaar als hij het werk moet spelen om voor den huidigen hoorder aannemelijk te maken de onbeduidendheid van thema's, rythmiek en harmoniek!) een strenger milieu zal waarlijk niemand vergen. Röntgen is er in thuis van top teen.
Gelukkig dat zijn concert moest reflexeeren op de matte, spierlooze muziek van Schumann! Gelukkig, dat een cellist als Casals het voordroeg! Is het meer dan een potpourri van een tiental thema's? 't Een volgt na 't andere, een derde komt en dan combineert ze de behendige techniker met een vierde; hij gooit er een vijfde tusschen en keert de andere om, verdraait het rythme, verkort of verbreedt ze; hij treft een Iersche melodie, zooals hij in zijn Symphonie een Zweedsche gaf, een Iersche dezen keer, waarvoor wij er hem honderd mooiere kunnen bezorgen; uit die melodie extraheert gij nog een paar thema's; alles gaat opnieuw in den heksen-ketel, en in allerlei saucen gekookt, springt het er dan quasi-verjongd en verfrischt uit. Dat is de finale, een aardig gemoedelijk-geestig stuk, met grappen zooals er ten Kate in zijn tijd succesvol debiteerde. Academisch natuurlijk en even natuurlijk professoraal. Daarnaast zijn de variaties op die Iersche melodie nogal prettig om aan te hooren. Ongelooflijk barok echter is 't wanneer hij thema no. 5, een dartele spring-in-'t-veld, (ongelooflijk banaal), doorvoert in 't orkest en de cello een der voorafgaande Adagio-melodiën laat contrapunteeren. En zoo verder. Wanneer een jonge beginneling het Concert had geschreven, men zou (dunkt ons) met het jonge wel raad weten in een emmer water! De Gernsheim- of Bargiel-redivivus (het concert kon vóór zestig jaar gecomponeerd zijn) had inderdaad niet beter verdiend.