[Julius Röntgen Symfonie in c o.l.v. de componist – Paganini Caprice en Tschaikowsky Vioolconcert (solist Joska Szigeti) en Mozart (Jupiter) o.l.v. Willem Mengelberg] (Concertgebouw)
Julius Röntgen is een componist, die in onzen tijd een zeer eigenaardige plaats inneemt. Hij is een man van de traditie, die jaren ver terugreikt, van vader op zoon, eeuwen ver zich uitstrekt tot de tijden van Jan Pietrszoon Sweelinck en misschien nog vroeger, het baanbreken van het kunst-vijandig Calvinisme. En die traditie zal zich wel voortzetten op Röntgen Junior, daaraan twijfele niemand. Het is een stam, welke niet gegroeid is uit Holland, doch waaruit de Hollanders gegroeid zijn. En zoolang de takken gezond zijn, bestaat er geen gevaar voor den boom.
Wij willen er niet op ingaan in hoeverre het Calvinistisch-cerebrale voortleeft in deze symphonie van Julius Röntgen, welke Donderdag j.l. onder de eigen leiding van den componist werd uitgevoerd. Ofschoon daar de artistieke hoedanigheden mede in nauw verband staan. Dat artistieke zelf echter is van méér belang. Vooral omdat het een heele zaal hoorders heeft meegesleept, het podium overladen met kransen, bloemen en gejuich.
Waarin de oorzaak ligt van dat enthousiasme voor eene compositie, waarin zoo verbazend weinig steekt wat de zenuwen roert, het gevoel doet opborrelen of spreekt tot het gemoed, dat ook zullen wij niet verder naspeuren. Het heeft me wel geleken, dat alleen de helft der hoorders zich vreeselijk inspande en ik zag menig boos gezicht bij het slot, weinig stralende oogen, waarin eigenlijk toch de vreugde moest glinsteren van zulke gespannen geestdrift.
De symphonie bestaat uit elf à twaalf thema's en motieven. Niet zeer vele wel? Röntgen is een vindingrijk man, hij schrijft Dolce far niente's, hij arrangeert Valerius' liederen, geeft Locatelli-sonaten uit, bewerkt oude Boerendansen, maakt viool-sonate's, suites met veel vindingrijkheid, altijd met genoeg inspiratie. Voor zulk arabesken-werk, voor guirlandes, festoentjes of encadreer-arbeid is hij de juiste man op de juiste plaats; daar beschikt hij over eene kennis, welke niet in een Statenbijbel is samen te vatten en waarvan men tientallen jaren kan leeraren aan een Conservatorium.
En Röntgen heeft (na zoovele andere) bewezen, dat men er ook wel eene symphonie mede componeert, eene symphonie, welke op den kopaf een half uur in beslag neemt om haar te spelen. Met elf thema's bouwden Haydn en Mozart ook wel eerbiedwaardige werken, zal men zeggen. Zij arbeidden evenwel iet of wat anders, merken wij op. Zij gaven echte doorvoeringen. Röntgen sprak wel van doorvoeringen, doch die technische term is zoo veel-omvattend! Wanneer Röntgen aan zijne dan zoo genaamde doorvoering komt, maakt hij eene combinatie van het eene motief met het andere, of van de andere melodie met de eene. Eene doorvoering, waarvoor scheppings-fantasie ons nu juist niet van noode lijkt.
Men noemt dat generaliter verstandswerk. Van dit soort gaf hij zeer eigenaardige proeven. Wij citeeren daarvoor het hoofdthema van den Andante; thema's, die eigenlijk niet meer in onzen tijd thuis hooren; een thema, dat men zou moeten vinden in Bach's ‘Musikalisches Opfer.’ Wij citeeren nog het trio uit het derde deel, door den auteur gekarakteriseerd als ‘Melodische episode.’ De opmerking zij ons verloorloofd, dat men veel zulke ‘Melodische episode's’ vindt in toonladder-studies, in de pianoboeken van Cramer, Czerny, Clementi etc. etc. Zoo schrijft men er zonder moeite vijf-en-twintig in het uur.
Nu wilde de Muse, dat het Andante-hoofdthema, van de symphonie het eigenlijke hoofdthema zal worden. Men hoort die phrase, welke den onbevangene zoo lichtelijk antipathiek stemt een vijftig-tal keeren. Ja wat ervan te zeggen? Het zou mij niet verwonderen, wanneer dit werk in alle Conservatorium-bibliotheken aanlandde van de Maatschappij ter Bevordering van Toonkunst. Er staat in deze symphonie evenveel als in een goede compositie-leer. Men kan er zich uit oefenen in de handigheid van instrumenteeren; men leert alle harmonische combinaties kennen, welke ooit gemaakt zijn; men krijgt een overzicht van alle geijkte vormen: twee fuga's zeggen hoe men een correcte fuga bouwt. Er zijn periodes van vijf maten en van vier maten. Men vindt er Beethoven in, men vindt er Bach in, Brahms en Schuman; men ontmoet er zelfs moderne invloeden. Wie durft nog meer vragen naar uitgebreider belangrijkheid? wanneer men 't cerebrale eenmaal voor hoofdzaak houdt, voegen wij er bij.
Een andere virtuoos leerden wij denzelfden avond kennen (hij speelde hier tot dusverre niet) Joska Szigeti, Hongaar van origine, een blonde Hongaar zelfs, geboortig van Budapest en leerling van Jeno Hubay. Ook hij beheerscht de techniek op volmaakte wijze, getuige de Caprice van Paganini, welke hij voordroeg, getuige zoovele brokstukken uit Tschaikowsky's viool-concert. Zelfbeheersching moet hij nog leeren, hij moet zijn kunstenaarsleven verdiepen, zijn innerlijken blik verruimen, zijne hartstochtelijkheid in psychischen zin verwijden. Wanneer hij daartoe bij machte is, wat zal hij dan nog te berde brengen? Veel groots. Nu bespeurde men nog geen stijl, nog geen individualiteit dus. Maar hij is jong en 't leven gaat altijd met verrassingen en wonderbaarlijke gedaanteverwisselingen vindt men niet enkel in de mythologie.
Willem Mengelberg had ook zijn aandeel in het programma met Mozarts Jupiter-symphonie. Een eenigszins barokke, maar in alle opzichten zeer interessante avond, naar men ziet.