Julia Culp (Concertgebouw, kleine zaal)
Julia Culp, naar ouder gewoonte door mevrouw Betsy Rijkens-Culp, begeleid aan het klavier, heeft gisteren haar tweeden liederenavond gegeven; den vorigen keer bestond haar programma enkel uit zangen van Johannes Brahms - dit maal droeg zij voor van Schubert, Schumann...... en Kor Kuiler. Men vinde de tusschenschakeling van werk van dezen Hollandschen componist niet vreemd of zonderling; hij is onze tijdgenoot, een leerling van Bernard Zweers en ik zou daarom haast zeggen: dus niet modern en weer géén tijdgenoot. Hij volgt inderdaad de richting der vroegere romantiek; hij zweert bij de woorden zijns meesters. Wat overigens zeer merkwaardig was, die Nederlandsche composities vonden bijval genoeg om een toegiftje te motiveeren, de zangeres gaf het dan ook na den ‘clou’ van 't viertal ‘O jubel mijn hart’. Dit gejubel was voorafgegaan door ‘Een windeke suist om mijn ooren’, ‘Hier onder het wuivend geboomte’, en wat vooral den tekst betreft, de zeer smakelooze ‘Kruisweg’. De muziek is nog vrij goed, maar de poëzie kan er waarlijk niet door. En 't is natuurlijk altijd eenigszins onvermijdelijk, dat men ook onder den indruk van het woord geraakt. Beiden gaan daarvoor te nauw samen, overigens een der beste qualiteiten.
In Julia Culps zang en voordracht - om hierop terug te komen - voelt men gedurig een sterke neiging tot acteeren; ze gaat af en aan, ze voegt zich zoo goed mogelijk naar de muziek, en soms geeft de kunstenares vrij trouwe wisselwerkingen tusschen klank- en gebaren-taal. Wij citeeren hiervoor Franz Schuberts ‘Das Lied im Grünen’, als 't best geslaagde nummer in dat opzicht.
Men kan nu zeggen, dat bij mevrouw Culp zang en actie onafscheidelijk werden. Of dit bij de meeste liederen past, lijkt ons eene niet zeer gewichtige vraag; de hoofdzaak, dunkt ons, blijft wat zij bereikt. Men zou hier dan eerstens kunnen nazoeken in hoeverre zij in hare mimiek tracht naar de waarheid, of er een innerlijk en juist verband bestaat tusschen den gang der muzikale phrase en het gevoel of de ontroering, welke zij, door blik en houding vooral, op den voorgrond dringt. Maar dit ware slechts voldoende op te speuren door ontleding van allerlei minutieuze onderdeelen en het zou ons allicht veel te ver voeren. Een voornamere zaak ook is, of de zangeres naast den wil de macht heeft om het beoogde te bereiken en altijd te volvoeren. Maar daar stokt men.
Julia Culps natuur is vriendelijk en zacht, lief en minzaam; het lieve en gulle vormt wel den ondergrond van haar innerlijk wezen.
Is dit nu zoo plooibaar als de onvergelijkelijke stem, welke in elasticiteit het wint van alle andere? Het blijkt al te duidelijk van neen: zoodra zij zich niet houdt binnen de perken van het absoluut muzikale, wel te verstaan. Zij ‘acteert’, immer, maar gedurig in één genre: het gracieuse lichte en minzame. Zij vervriendelijkt elk muziekstukje, of het tragisch is, heroiesch, grootsch, diep, gepassionneerd, stemmig, het doet er niet toe, en ziehier de groote stoornis, hare eenzijdigheid in het acteeren. De zaak zelf kan overigens den meesten hoorders moeilijk onsympathiek zijn, want er bestaat geen enkele grondige reden om alle effect te concentreeren op de stem zelve. Hoe grif en zonder veel voorbehoud accepteert men het niet van Wüllner! Hij is, opmerkelijk genoeg, in de eerste plaats voortreffelijk Brahms-zanger, geniaal vertolker van een componist, wiens ander ik men meestal houdt voor summum asketische reserve en teruggetrokkenheid. Waarom zou Julia Culp niet even veel bereiken met een dergelijke voordracht? Zooals men weet, moet de mimiek van Wüllner een tekort aan stem vervangen, het blijft dus een aanvulling, bij Julia Culp daarentegen zou een artistiek aangepaste gebarentaal eene verdubbeling beduiden aan schoonheidsgenot. Of de zangeres eenmaal zoover komen zal, dat zij ook dezen kant harer praestaties gaat herzien en dan verfijnen, verdiepen en volmaken, is het geheim der toekomst. Ons inziens echter moet zij het mimische element geheel vaarwel zeggen, of het verder op voeren in bovenbedoelden zin, wat haar, gelet op hare voorliefde en zeer karakteristieken aanleg, veel minder moeite zal kosten dan de ontzegging.
Wij gelooven, dat de zeer hoogstaande hoedanigheden der stem en techniek van mevrouw Culp genoeg bekend zijn en spreken er dus niet nader over. De rest van het programma zij nog even vermeld: van Schumann den languitgesponnen Cyclus ‘Frauenliebe und Leben’, welke wel ietwat vermoeit ten slotte en meer inspanning vergt dan emoties brengt; van Schubert ‘Heimliches Lieben’, ‘Gretchen am Spinnrad’, ‘Wiegenlied’ en ‘Nacht und Träume’. Deze ontzag-wekkende componist boeit altijd, voortdurend en zonder ophouden even sterk in allen deele.